nog een apart vel papier met aanwijzingen voor de vriend, waarbij
opgaaf van adressen en prijzen, voor zijn begrafenis die om tien
over drie van diezelfde dag volstrekt moest afgelopen zijn,
en zijn lorgnet en de revolver waaruit niet meer dan één patroon
de dag van zijn dood ontving een verre vriend er de tijding van
eigenhandig door hem geschreven en op de kop af acht-en-twintig
het was een nogal eigenaardig geval.
En eens schoot ook een andere man zich dood.
Maar dit was een zwak en zenuwachtig man
die 's nachts niet slapen kon
en moe werd van 't mensen-zien enzovoort,
schreef ook deze man, een haastig en niet-dichtgelikt briefje, aan
en ging met een schiettuig gewapend naar buiten.
Maar buiten was het mooi,
want de vogels kwinkeleerden
en de juffrouwen keken vriendelik,
zodat de man zijn hospita opbelde om haar te vragen zijn brief
ongelezen te verscheuren.
Doch zij riep in het toestel:
- O God! mijnheer! ú! o God! -
Zodat hij veronderstelde dat zij zijn briefje reeds had gelezen
en daar, niet onwaarschijnlik met een zucht, schoot hij in de
schijnende zon zich dood.
En het was óók een nogal eigenaardig geval.
Brussel, Mei-Juni '25.
Uit: Bij gebrek aan ernst, Brussel, 1926, 118-120.