| |
| |
| |
Wij radikalen
J.H.W. Veenstra
Noord- en zuidpool zijn nuttige oriëntatiepunten op een getekende aardbol, maar ze behoren tot een gedachte werkelijkheid die maar beperkt hanteerbaar is. Als in hun konsekwentie niet meer dan punten bestaan ze niet buiten het papier om en de poolreiziger die er op afgaat, ontdekt ter plaatse wel dat niet één pool voor twee voeten houvast biedt. En dat er als het om ontginnen gaat, overal elders meer te halen valt.
Zo gemakkelijk als een dergelijke konstatering in een geografisch kader wordt aanvaard, zo moeilijk is het die toch simpele waarheid ingang te doen vinden als het om de maatschappelijke werkelijkheid gaat. En toch zouden juist het inzicht in en de aanpak van de problemen van de dag zoveel vruchtbaarder kunnen zijn als men eindelijk eens kon ontkomen aan de doem van de polariteit, van het abstraherende en verabsoluterende uiteendenken van facetten op grond van het uitgangspunt dat a en niet-a elkaar nooit rakende tegenstellingen zijn. Het is de vloek van de dialektiek, van de hegelarij, van het marxisme en van die hele nasleep van zwart-wit-ideologieën, dat een konstruktie die in abstrakto bruikbaar is wordt toegepast op problemen van het menselijke en vooral intermenselijke bestaan, waar ze fatale misverstanden kweken en tot onnodige loopgraafposities leiden.
Het werd me nog 's weer duidelijk toen ik in een bijrol als docent aan een onderwijsinstelling een deel van de reeksen brandbare diskussies meemaakte die ook daar in de afgelopen tijd werden gewijd aan de onderwijshervorming, met als verlengstuk de maatschappij- | |
| |
hervorming. Overal elders waar er gewag van werd gemaakt zullen dergelijke disputen wel van gelijke strekking zijn geweest. Misschien heeft het enig nut de posities die er zo diametraal mee zijn betrokken, eens op hun houd- en wendbaarheid te onderzoeken. Dat de misverstanden er sneller door uit de weg zullen worden geruimd, is een illusie die ik niet durf te koesteren. Wie zich held voelt, heeft de schurk nodig; wie een heilige, de zondaar. In zover liggen de wortels van de polariteit wel wat dieper dan op het vlak van het pure denken alleen.
Merkwaardig is dat juist bij het kernpunt van alle diskussies, disputen en kontestaties van de dag, de vraag hoe de samenleving fundamenteel te demokratiseren, de polaire denkwijze het minst past. Demokratisering is in se een poging om aan zwart-wit-tegenstellingen en daarmee samenhangende kontraire posities te ontkomen en om aan een prismatisch geschakeerde werkelijkheid recht te doen. De demokratie, die als een verschijnsel in rudimentaire vorm, niet zoveel jonger is dan elk ons bekend menselijk samengaan en samenzijn, wordt pas hanteerbaar als een samenleving tot overzicht en evenwicht in staat is. De demokratie enkadreert en funktionaliseert een geheel van individuen zodanig dat er samenhang en groei tegelijk kunnen bestaan; en dit op basis van een optimale ontwikkeling van de enkeling. Juist de demokratie vergt het zien van en het werken met een gestruktureerd geheel. Polaire tegenstellingen in de zin van een geïsoleerd opstellen van een a tegenover een niet-a, hebben er alleen zin als ermee gewerkt kan worden, dat wil zeggen als er verschijnselen mee worden blootgelegd die tot een kiezen hier en nu leiden. In een demokratie heeft de tijdelijke scheiding in zwart en wit door de polarisatie alleen zin als er een ingreep op volgt die kleuren en tinten van de bontgeschakeerde werkelijkheid beter tot hun recht doen komen.
In de maatschappelijke werkelijkheid van vandaag, die verfijnder schakeringen en een ingewikkelder struktuur vertoont dan ooit het geval was, kunnen we te minder met de polariseringen uit de voeten. Zij leiden tot een éénrichtingsverkeer dat alle andere wegen doet vergeten. En nog weer minder kunnen we uit de voeten en nog weer meer kans lopen we helemaal het spoor bijster te raken als we ons verstrikken in een polarisatie in de tweede graad. Ik bedoel ermee het soort
| |
| |
denken dat het polaire denken op zichzelf verabsoluteert en als de enige ware metode van werkelijkheidsbenadering hanteert. Juist dit laatste is de oorzaak van veel van de nare en onvruchtbare misverstanden die tegenwoordig de hele hervormingsproblematiek vertroebelen.
De hedendaagse maatschappijbestormers, die voor een groot deel totvoorkort nog binnen de schotten, schuttingen en muren van de konfessionele enklaves leefden en die er overheen klommen of zelfs doorheen braken nu het een getolereerde padvindersbezigheid zonder risiko is geworden, zijn bijna allemaal polaristen bij uitstek. Zij zijn zo aan het zwart-wit van hun oude entourage gewend dat ze doorhollen naar een overkant die er niet is. Wie dan ho! roept of op een begaanbare richting wijst, wordt juist door hen uitgekreten voor een achterblijver, een behouder, een arrivist, een laudator temporis acti en al het andere wat een halfblinde doorholler zich als absolute tegenstelling van zichzelf denkt. Zelfs waar het niet gaat om van de halsband losgeraakte konfessionelen, maar om de beoefenaars van de sociale wetenschappen die tegenwoordig ook zo ijverig aan de hervormingsfronten opereren, is het stempel van het polaire denken zichtbaar. Hoe graag ze zich pragmatisch en op de realiteit gericht noemen, hoe hautain ze ook verklaren geen filosofie en geen filosofische bezinning op hun eigen grondslagen nodig te hebben, als ze polair en dialektisch redeneren verraden ze hun herkomst uit een bepaald soort universitaire drilschool van de vorige eeuw; en dan bij uitstek het soort dat ze als werkelijkheidsvreemd verwerpen. Het zal wel te laat zijn, maar een nabehandeling in de filosofische gimnastiekzaal van vandaag zou hen goed doen.
Wie deze situatie, die triest is waar ze zich voordoet binnen het kamp dat nog altijd radikalistisch kan worden genoemd, wil samenvatten met een tegenstelling die wel bruikbaar en hanteerbaar is, kan tegenover de polaire positiebepalingen de funktionele zetten. Funktioneel denken en funktioneel zoeken naar oplossingen van problemen betekent allereerst naar de verbanden en verknopingen zien die elk gestruktureerd organisme kent. Hoe werkt a op b in, waar moet a wel staan als het nu ten onrechte b in de schaduw houdt en het optimale funktioneren belet, dat is in a nutshell een funktionele visie, die het gemakzuchtige polaire denken waarmee een a en een b met de
| |
| |
ruggen naar elkaar toe elk in een hoek worden opgeteld, ver achter zich laat.
Voor dat ik dé drie grote problemen van de geïndustrialiseerde en vertechniseerde samenlevingen van vandaag, de demokratisering van school, bedrijf en maatschappij, hier de revue laat passeren, nog één opmerking ter inleiding. Juist de funktioneel zoekende radikaal wil eerder en efficiënter inhoud geven aan de demokratie dan de polariserende anarchist die zich terzijde van de realiteit met aards geprojecteerde hemel- en helvoorstellingen vermeit. Hij zal bij voorbeeld een autoritaire struktuur van het onderwijs veroordelen als het gaat om sistemen waar blinde gehoorzaamheid, domme feiteninprenterij en verkrampende dril de kenmerken van zijn. Maar de toepassing van een demokratie als de absolute tegenstelling van dat soort autoritarisme, verwerpt hij evengoed. Hij verwerpt het zodra en zolang het niet werkt. En dit slaat dan weer niet op een even en uit onwennigheid niet werken, maar op een niet en nooit kunnen werken vanwege de aard van het verschijnsel in kwestie. Het geldt onder andere voor het besturen van een schoolgemeenschap, waar een simpele polair anarchistische denkwijze de panacee van het een-stem-de-man-beginsel voor proklameert of al op toepast. Behalve dat het heel 19e eeuws berust op een atomistische gelijkstelling van elk individu dat mondig is en niet debiel, dus op basis van een minimum aan kwaliteit, is het ook onbruikbaar omdat het een groot deel van zo'n gemeenschap ontbreekt aan materiaal tot oordelen. Opvoeden en opleiden is au fond leren ordenen en selekteren aan de hand van een steeds rijker geschakeerde hoeveelheid materiaal, dat in een geëigend tempo wordt toebedeeld door iemand die het assortiment kan overzien.
Iemand die alleen tegen de rand of een fragment van dat assortiment aankijkt blootstellen aan een selektie waar hij maksimaal van moet profiteren, is hem tekort doen. Och, als hij 't niet ziet moet hij 't maar ontdekken, moet hij zich maar door die voor hem onbestemde massa heenboksen of -vreten, zeggen dan de kwantiteitsde-mokraten, die overigens zelf als ze zo nodig naar Rome moeten wel op de richtingaanwijzers kijken en het niet vanzelfsprekend vinden er via een dwaaltocht door Lapland en Siberië terecht te komen
Een schooldemokratie als een kader waarbinnen zelfbeheer en zelfbestuur met een toenemende graad van moeilijkheid als oefenstof wor- | |
| |
den gehanteerd, kan als een essentieel stuk scholing in samenleven vruchtbaar werken. Waar het een allesbeslissende instantie is geworden, die de leerlingen ook het laatste woord laat over de hen aangaande onderwijstechnische en pedagogische vraagstukken, werkt het als een dommekracht. Een willekeurig werkende dommekracht, omdat een leerlingenbestand dat maar voor een korte tijd tot een schoolgemeenschap behoort, soms beslissingen neemt die van een ver reikende en hen allang niet meer aangaande invloed zijn. En nog een diskriminerend werkende dommekracht ook, omdat het bestand van docenten en ander personeel dat met verleden en toekomst als ook met hun materiële bestaan aan zo'n instelling is gekoppeld, erdoor in de hoek wordt gedrukt. Er zijn gevallen bekend dat docenten, die nog wel specialisten in onderwijsvernieuwende metodieken waren, door een zo verkregen meerderheid werden gedwongen aan hun instelling procédés toe te passen die voor hen achterhaald en verwerpelijk waren.
Een soortgelijke situatie doet zich voor ten aanzien van het projektonderwijs, dat ook al zo veelvuldig als panacee tegen alle kwalen van onderwijs en instruktie wordt aangeprezen. Er is alweer een funeste polaire tegenstelling mee verbonden: die van een kursorisch en voor ouderwets versleten beleren en die van een fris-revolutionair en animerend projektonderzoek. Wie verstarring en frustering opgeruimd wil zien beseft allang dat het kursusgewijs en in klassikaal verband gegeven katederonderwijs uit de tijd is. Het heeft zijn diensten bewezen, het is verbonden met de pedagogische ideeën van Herbart en de zijnen, die rondom 1800 nieuw en revolutionair waren. Het was toen ook een uitvloeisel van de middeleeuwse scholastische sisteemfilosofieën, die zich meer en meer gingen differentiëren naar ‘vakken’ waartoe het onderwijs moest inleiden; en dit in kollektieve kaders, wat weer zowel met efficiency als met idealen van tucht en aanpassing had te maken. Met een veranderde samenleving, een verfijnd denken en een overmaat aan technische informatie-apparatuur moeten we inderdaad van praktijken anno 1800 afscheid kunnen nemen, maar vertegenwoordigt dan het projektonderwijs een vandaag?
Voor mensen van mijn leeftijd, die enkele tientallen jaren geleden het projektonderwijs hebben aangeprezen gezien onder de vlag van
| |
| |
het Amerikaanse pragmatisme, is het verbazingwekkend te zien hoe het nu veelal met de rode revolutionaire vaan voorop wordt binnengehaald. De pragmatisten vonden destijds het zogenaamde waardevrije en ongebonden onderzoek maar een divageren in de ijle lucht en eigenlijk van weinig tastbaar nut. Greift nur hinein ins volle Menschenleben, was hun graag Goetheaans uitgebazuinde voorschrift, maar met dat leven bedoelden ze de American way of life, waar de klantjes van de onderwijsfabrieken maar zo gauw mogelijk aan moesten leren wennen en sleutelen. Nu heet dan wel het projektonderwijs zich juist ‘kritisch’ met de maatschappelijke problematiek bezig te houden, maar deze term heeft nauwelijks meer iets te maken met het onbevangen en onderscheidend oordelen waar het sinds de Grieken op heeft geslagen. Het is integendeel een misleidend eufenisme geworden voor socialistisch of marxistisch en dan in kringen gebruikt waar die begrippen vroeger ongepast of verderfelijk werden gevonden en waar men ons toen met veel zand in de ogen de maatschappij presenteerde als een eens en vooral gegeven verschijnsel ad majorem Dei gloriam.
Wie achter die groeps- en projektverheerlijking de ideologie proeft en wie de verabsoluterende vrijheidssentimenten herkent waarmee ons het kinderzieltje wordt voorgesteld als alleen dan tot ontplooiing komend en als verkreukeld waar een individuele relatie tussen leraar en leerling is ontstaan, spreekt er de naam Montessori bij uit. En hij situeert dan tegelijk dit pedagogische illusionisme rondom 1900. Leer noch sisteem passen bij een wereld waar inderdaad de vervreemding een overheersend element is - maar dát wordt nu niet voor het eerst gekonstateerd, een zekere Marx en een zekere Nietzsche hebben er zich al ijverig mee bezig gehouden - en dan zowel de vervreemding tussen de mensen onderling als die tussen de mens en zijn werk. Natuurlijk kan de groepsgewijze bestudering van een probleem in een maatschappelijk kader waarbinnen het zich voordoet, een nuttig instrument van instruktie zijn, wat trouwens vanouds met de skripties en dissertaties werd beoogd. Maar het fundamentele vervreemdingsprobleem wordt er niet mee verholpen. De bekommernis om medemens en maatschappij zou ermee gediend zijn als er hier eens met aandacht wordt gekeken naar de Aziatische opvatting van de leermeester of goeroe. Die onttrekt zich niet met
| |
| |
een vals of vals-ideologische bescheidenheid aan het oordelen over zijn leerlingen en evenmin aan een ‘manipulerende’ omgang met hen. Integendeel, hij doet iets wat de moderne psicholoog zou moeten kunnen begrijpen en waarderen. Hij vervangt op een leeftijd waarop een kind tastend zijn emotionele en rationele tentakels uitsteekt naar een wereld buiten die van het eigen gezin, meer en meer de ouders. Hij vertegenwoordigt voor zijn leerling de tweede fase van houvast bij volwassenen. Hij is de substituut geleistok voor de klimplant die alleen nog niet over alle houvast beschikt en hij weet dat dit een stuk tijdelijk teweeg te brengen vereenzelviging moet inhouden. Zijn doen en voordoen maken de technische grepen van de aan te leren vaardigheden zichtbaar en imiteerbaar; wat wel iets anders is dan het voorzeggen van lesjes en feitjes.
Wie dus ook van 1900 afscheid heeft genomen en een oriëntering op het jaar 2000 hoogstnoodzakelijk acht, moet de polariseringen terzijde schuiven van een groepsinstruktie enerzijds tegenover de kennisoverdracht van individu tot individu anderzijds. Een maatschappelijk bestel als het onze, waar inzicht, kunde en verantwoordelijkheidszin belangrijker zijn dan ze het eeuwenlang waren, kan alleen gediend zijn door een funktioneel gericht onderwijsstelsel; wat beslist niet een sisteem inhoudt dat een bepaald eventueel kapitalistisch te noemen bestel of bestaande machtskoncentraties naar wil of wenk bedient. Het zal een kombinatie moeten zijn van die onvermijdelijk individuele oriëntering en coaching waarbij de volledige ontwikkeling van de menselijke vermogens centraal staat en afwisselend het zelfstandig opereren als het werken in groepsverband wordt geoefend. Het is hier niet de plaats om nog verder in te gaan op de daaruit resulterende technieken en instruktiesistemen, maar wat er aan ten grondslag moet liggen zou een instrumentele didaktiek kunnen worden genoemd. En dan instrumenteel bedoeld als tweezijdig gericht: op de mens en zijn individuele mogelijkheden aan de ene kant en aan de andere kant op de apparatuur waarmee hij de maatschappelijke mogelijkheden schept en hanteert. Wie zo'n funktioneel stelsel in één beeld voor ogen wil hebben, hoeft maar te denken aan twee in elkaar grijpende kamraderen. Op hun tijd en afwisselend zijn ze maksimaal polair opgesteld en verkeren ze in de sterkst denkbare onderlinge relatie, maar altijd dienen en steunen ze elkaar.
| |
| |
Vanuit een dergelijke instelling wordt ook niet zo lichtvaardig over de revolutie in politieke zin gepraat als zoveel revolutionairen van vandaag het weer doen. Ik bedoel de slordige of slonzige nazaten van de salon- en katederrevolutionairen van vroeger, die even vaag idealistisch en zweverig anarchistisch zijn als hun voorgeslacht en van mentale struktuur eigenlijk volledig vorige eeuws. Natuurlijk, waar diktaturen, dwangregiems of uitbuitingssistemen bestaan is een omwenteling nodig, gewelddadig desnoods, al moet er altijd bij worden bedacht wat de vernietigingsapparatuur van vandaag uitwerkt en oproept. Tegenwoordig zijn de op techniek en propaganda berustende machtsposities meer en meer van het soort waar de staag lekkende druppel meer vat op heeft dan een bom van welke sterktegraad ook. De bewuste uitholling van een dwangbewind kan daarom effektiever zijn dan de eksplosieve opruiming ervan
Maar in een naar demokratie tenderende modern industriële samenleving, al mag die in menig opzicht verroest en verstard zijn, betekent een revolutie in de vorm van een machtsgreep het afzagen van de tak waarop we even rustig met de voeten boven de modderige grond uit kunnen bengelen. In een technisch geëkwipeerde maatschappij zoals we die in West-Europa en Noord-Amerika kennen, valt er met geen revolutie iets zinnigs te bereiken. Maar die socialistische maatschappij dan? zal de naieve hervormer met veel rode boekjes op de plank toch nog vragen. We leven er al midden in, moet hem dan worden geantwoord. We zijn in dit opzicht monsieur Jourdains, die moeten ontdekken dat we ook zonder het te weten het kollektiviteitsproza spreken.
Er is in de tegenwoordige industriële samenlevingen zoveel ondergronds gesocialiseerd, er is ook zoveel openlijk ons aller gemeenschappelijk eigendom geworden en er is zoveel individuele zekerheid en rijkdom die alleen bestaat bij de gratie van aanwijzingen op de gemeenschappelijke rijkdommen in de vorm van fondsen, kassen, beleggingen, grond, gebouwen van publiek nut enzovoort, dat een doorgefourneerde socialisatie een stagnerend effekt heeft en algauw een verslechterde gang van zaken voor ons allemaal betekent. Alleen wie dogmatisch het standpunt verdedigt dat alles wat met produktie en distributie heeft te maken in handen van de staat moet komen, kan nog een voorstander van de socialisatie in de geijkte zin
| |
| |
zijn. Gelooft hij ook aan het ‘afsterven’ van de staat, zoals ons dat vroeger idealiter werd voorgeschoteld, dan moet hem op de politieke en sociale realiteit van vandaag worden gewezen, waarin niet alleen de machtspositie maar ook het dagelijkse funktioneren van een overheid van zwaarbemande apparaturen afhangt. Met de voorbeelden van de Sowjet-Unie en aanverwante staten voor ogen kunnen we zien hoe we daarmee onvermijdelijk in het door ambtenaren gedreven tuchthuis terechtkomen. Dat dan bovendien het toppunt is van ondoelmatigheid, van nepotisme en van onmacht in inspirerend en kreatief opzicht.
Onder het motto what is in a letter? kan tegenover dit funktionarisme de wel bruikbare tegenstelling van een funktionalisme als een sociaal-politiek sisteem van denken en doen worden gesteld. Het leert dat wie vandaag onze maatschappij wil veranderen en verbeteren, en wij radikalen willen dat allemaal, met geduld moet transformeren en niet met ongeduld moet omvergooien. Er vallen geen kapitalistische bolwerken te bestormen. Shell, Philips, Unilever en AKZO zijn van ons allemaal, via de aandelen- en obligatiestelsels eigendom van tien- en misschien wel honderdduizenden gewone mensen en via hun technische apparatuur van nog veel meer bedienaren plus opleiders afhankelijk. Zonder ons aller toestemming kan een meneer Philips zijn zaak allang niet meer sluiten, al leidt hij ook verlies en al zou hij het zelf heel best aan de Rivièra kunnen uitzingen en inderdaad staat nu alleen als ons aller machtige arm het wil zijn hele raderwerk stil. We zouden er ons alleen beter op moeten bezinnen hoe we het eventueel dan doen en vooral wanneer en waarom we het zouden doen. Niet om de meneren Philips in hun portemonnee en hun veronderstelde uitbuitersdrang te treffen, want een zo gerichte aktie loopt op slagen in de lucht uit. Ook niet om 's wat winsten van kapitalisten in de wacht te slepen, want langzamerhand weet tenminste de simpelste vakbondsbestuurder wel dat de winst van vandaag het werk van morgen betekent, zo niet voor jezelf dan voor je kinderen. Wat we toch kunnen doen en wat we meer sistematisch en meer weloverwogen moeten doen, is onze hele technische en industriële apparatuur naar onze eigen hand zetten. Dat wil zeggen naar de hand van een gemeenschap die volledig de macht en het vermogen heeft om de doldraaiende onderdelen stop te zetten,
| |
| |
bij te stellen of waar nodig te vervangen.
Dat naar eigen hand zetten zal tegelijk een stuk demokratisering in moeten houden; en waar het om beroep of bedrijf en dus om ons dagelijkse doen en laten gaat, is het des te belangrijker dat het alweer een funktionele en niet een onwerkzame demokratisering wordt. Medezeggenschap en medebeheer zijn begrippen waarmee wezenlijke aangelegenheden kunnen worden aangeduid, maar in hun polaire kontekst van tegenwoordig zijn ze al te vaak de vlag voor een analogie van de parlementaire demokratie, namelijk de inspraak via vertegenwoordigers, wier demokratische verkiezing dan het laatste woord is op het gebied van de bedrijfsdemokratie
Ik geloof dat de werking van de palaverdemokratie, of het nu in parlementen of andere vertegenwoordigende lichamen wordt gerealiseerd of voor de bedrijven gewenst, eens ernstig onder de loep van vandaag moet worden onderzocht. Het over en weer argumenteren en elkaar rationeel overreden was een van die mechanismen dat zo goedgelovig uit het instrumentarium van de Verlichting werd geput. Het heeft gewerkt zolang het gediskrimineerde groepen de kans gaf zich in het openbaar te laten horen. Gezien de publieke posities waarin de partijen van vandaag zich in ideologisch en politiek opzicht hebben vastgegrendeld, werkt het allang niet meer. Eén televisie-uitzending van een kameruitzending is genoeg om het ons te laten weten en in een bedrijf, waar op heel uiteenlopende nivo's moet worden gesproken en beslist, werkt het nog minder
Bedrijfsdemokratie zal pas optimaal werken als het funktioneel en gedifferentieerd wordt toegepast, dus op deelgebieden en met begrensde bevoegdheden. En dan niet volgens het verdeel-en-heers-principe maar op grond van een maksimaal overzicht over het assortiment van mogelijkheden. Op elk nivo en binnen elke geleding van een bedrijf moeten de deelgenoten kunnen beslissen over de zaken die voor hun werk- en leefruimte essentieel zijn. Ze moeten en ze kunnen niet beslissen over de zaken die buiten hun gezichtsbereik liggen. Dit alles zal des te beter zijn te regelen als ook wordt afgestapt van de geleidelijk aan niet meer deugdelijke polariteit van werkgever en werknemer. Vrijwel iedere bedrijfsfunktionaris is tegenwoordig werknemer op arbeidsvoorwaarden en vast salaris. Mede daarom worden meer en meer de looneisen van de vakbonden via het
| |
| |
handje plak over en weer gehonoreerd. De loonschermutselingen zijn dikwijls schijngevechten en de uitkomst houdt in dat hetzij de lasten op derden worden afgewenteld, hetzij aan de ‘overwinnaars’ in een ontwaarde munt worden uitgekeerd
Het zou beter zijn als vakbonden en -bonzen in plaats van om de dikwijls onvruchtbare loondisputen zich druk gingen maken om zoiets als een sociaal statuut, een ideaal model voor de bedrijfsdemokratie en de verdeling onder de belanghebbenden van de bedrijfsresultaten. De overheid zou bij aanvaarding daarvan door de bedrijfsgenoten er bepaalde sociale, fiskale en juridische voordelen aan kunnen verbinden. De partijen in bedrijf en bedrijfstak die daartoe nog niet kunnen of willen overgaan, zouden er zich toch gedeeltelijk aan kunnen refereren of er eventueel trapsgewijs naar toewerken; dit alles vast te leggen in een na onderhandelingen te sluiten speciaal kontrakt. Als dan ook het werknemersbestand zich eens zou differentiëren naar beroep of bezigheid binnen het kader van het bedrijf en dan bij wijze van zelfstandige produktiegroep als onderhandelingspartner zou optreden, met alle mogelijkheden van een zelfstandig ja of nee zeggen en een eigenmachtig komen of gaan, zou er heel wat meer menselijke interesse en een reële drang tot ontwikkeling en onderscheiding in het geding komen.
Op het politieke vlak heeft het wantrouwen in de palaverdemokratie zijn eigen konsekwenties. Het demonstreren en kontesteren van vandaag komt voor een deel voort uit een terecht gevoeld besef van onmacht. Onmacht vooral wat betreft het laten meespreken van wil en wens van het individu in de zaken die hem direkt aangaan. Maar ook onmacht uit gebrek aan vertrouwen in het intermediair van de politieke partijen. Onze stembusdemokratie is nu eenmaal niet meer het nec plus ultra van de demokratie. Het hoorde bij en was ook afgestemd op de emancipatiebewegingen van de vorige eeuw. Met het jaar 2000 in het zicht wordt het tijd om ons te bezinnen op een rationeler en funktioneler werkend politiek besluitsisteem
De stembusdemokratie is een log en lomp soort kwantiteitsdemokratie; eigenlijk een slordig gekonstrueerde optrek op een fundament dat op zijn best aan het een-stem-de-man-stelsel zijn hechtheid ontleent. Voor bepaalde essentiële aangelegenheden van bestuur en politiek beleid is het deugdelijk en het garandeert het niet te verwaarlo- | |
| |
zen recht op beslissingen uit domheid en vooroordeel. Ook geborneerd en misleid, moeten gemeenschappen hun wensen kunnen verwezenlijken en er zijn kwesties die volgens een kwantitatief uitgekristalliseerd wilsbesluit het eerlijkst worden opgelost. Maar in de uiteenlopende problematiek van ons aller zo ingewikkeld geworden dagelijkse bestaan wordt het meer en meer een even ondeugdelijk als frustrerend middel. Het bevordert het bonzendom enerzijds en de politieke onverschilligheid anderzijds, het kweekt autoriteitjes en mokkers tegelijk en het brengt ons terecht op straat als de beslissende instanties te lang hun deuren en ramen gesloten houden. Inspraak, hearings, advieskommissies, het kontakt met de kiezer aan de basis, het zijn allemaal lapmiddelen met maar een beperkt effekt. In onze tijd van verfijnd werkende kommunikatiesistemen zou een beter middel voor demokratische wilsuiting en besluitvorming moeten worden bedacht.
Als ik op de televisie van die aardige en leerzame spelletjes zie waarbij publieken, jury's, klubs, beroeps-, bedrijfs- en schoolgenoten hun ja of nee, hun voor of tegen, allersimpelst via een knop tot uitdrukking kunnen brengen en het resultaat ons dan langs al dan niet elektronische weg in één wip voor ogen springt, denk ik dikwijls: dat is de oplossing voor een funktionele demokratie. Het wil niet zeggen een oplossing voor politieke aangelegenheden die in de studio en via de beeldbuis wordt bereikt, maar wel één via een soortgelijke en bij voorbeeld permanent in elk gemeentehuis geplaatste apparatuur.
Belanghebbenden, rechthebbenden, beroepsgenoten, deskundigen zouden dan ook op de momenten dat het voor hen essentieel is, per groep of kategorie of regio partieel demokratisch moeten kunnen beslissen. De burger wordt dan een anders en bewuster ingestelde kiezer dan degene die het eens in de zoveel jaar via het stembiljet en de partij-apparatuur mag zijn. Als een volwassen, waakzaam en niet geheel van allerlei zaken onkundig mens moet ik over de kwesties van de dag mee kunnen beslissen waar en wanneer het voor mijzelf nodig is en voor zover de gemeenschap ermee gebaat is. Dan funktioneer ik optimaal in een bestel dat een kwaliteitsdemokratie is geworden en dat aan kunde, ervaring en belangstelling het gewicht geeft dat ze verdienen. Het moet niet nodig zijn dat ik om over de res pu- | |
| |
blica mee te mogen beslissen partijlid, gemeenteraadslid of parlementslid moet worden.
Willen bestaande politieke partijen zich opheffen of overgaan tot wat zo schalks ‘ontploffen’ heet, dan zouden ze er goed aan doen in deze zin aan een demokratisch bestel te gaan werken. Eén waaraan met het gezicht naar morgen gekeerd wordt gebouwd en niet met het gezicht naar gisteren. Eén waarbij niet de misleidende leuzen van een om een aanhang verlegen kliek of partij het publiek in beweging brengen, maar ideaal en in hun samenhang doordachte reeksen van mogelijkheden. Kortom, laat een modelradikalisme het hinderlijke relradikalisme van de straat bannen
Zo'n modelradikalisme wordt natuurlijk behalve door de aan dogma en gewoonte gebonden konservatieven, ook verdacht gemaakt door de traditionalisten van ultra-links. Laat ze hun gang gaan, ze zijn ongevaarlijk omdat ze of machteloos in hun negativisme zijn vastgeroest of verslaafd zijn aan het panische sentiment van het kontesteren. Ook te verwaarlozen is de roerige linkse enklave waar modieus en baatzuchtig wordt gecoquetteerd met anarchie of revolutie rondom zulke trieste zaken als de morele en intellektuele ontreddering van een deel van de jeugd en de drugverslaving. Daar lopen de eksploitanten rond van de vrijheid die ze proklameren. Het is goed ook bij ons van links Nederland langzamerhand link Nederland te onderscheiden, een niet zo moeilijke zaak als de veilige en goedgehonoreerde posities binnen de affluent society van dit soort frontbestormers in het oog worden gehouden
De oprechte radikaal, die niet opereert uit de a priori's van geloof of partij maar die uit wil en inzicht de maatschappij gaat transformeren, moet nog beter leren ook over zijn linkerschouder heen naar belagers te kijken. En hij moet zich bewust worden dat hij alleen een middenradikaal kan zijn, wil hij met zin en resultaat aan ons maatschappelijk bestel sleutelen. Het betekent een middenpositie vergeleken bij wat zo'n twee eeuwen lang de stellingen van een linkertegenover een rechtervleugel geweest zijn, maar ook een operationeel vooruitgeschoven positie vergeleken bij alles wat nu in denken en metodiek bezig is achter te blijven. Het middenradikalisme is een stroming die overal een bedding zoekt in de modern geïndustrialiseerde landen met een naar de sociale rechtvaardigheid toewerkende
| |
| |
struktuur. Het is van het begin af in Frankrijk een element van het gaullisme geweest, het is in Engeland te onderkennen bij de moderne liberals die zowel bij Labour als in de liberale partij zijn te vinden, in Duitsland bij sommige groepen jonge socialisten en in de Verenigde Staten in het demokratische en republikeinse kamp beide, waar jonge intellektuelen als social engineers het politieke en maatschappelijke bestel willen ombouwen. En waarschijnlijk is het in nog veel grotere mate te vinden bij partij lozen in al die landen, die juist door deze instelling kamp en front missen of er geen behoefte aan hebben. Met het middenradikalisme, dat toch wel enig organisatorisch kader zoekt, valt er in de moderne tijd voor weldenkende en welgezinde radikalen koers te houden. Ze moeten dan vooral niet overstag gaan en steun of uitlaat zoeken bij de kringen van rechts die hen als joker uit het spel van de dag presenteren. Ze moeten niet naar een TROS of een Telegraaf lopen, ook al zijn ze terecht teleurgesteld door een onbillijke bejegening of geërgerd door onheus dichtgeslagen deuren. Hun adagium moet zijn: met links niet knoeien maar bij rechts niet horen.
|
|