Tirade. Jaargang 14 (nrs. 153-162)(1970)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 598] [p. 598] De gekko 'k Weet niet hoeveel duizenden jaren van evolutie Hebben de gekko nog niet geleerd Dat je niet onderste boven omhoog kunt springen. Blauw gespikkeld, roze gespikkeld, half-doorzichtig, Kruipt hij, op zuignap-pootjes Over de zoldering, Met Zijn bizar uitpuilende ogen Ziet hij een vlieg vlak onder hem schuifelen. Hij springt en Klets! Smakt op de grond. Arm half verdoofd hagedisje! Hoe werd dit dwaas-komische, dit onschuldige wezentje Ooit tot symbool van het kwaad? De Kopten zeggen: ‘Sint Sjenoeda heeft ons bevolen je te vernietigen!’ Waarna de stakker zich Ineen hoort te rollen en dood te gaan, Of, op z'n minst, diep-bedremmeld de aftocht te blazen. En elk, Moslim of Christen, is het erover eens Dat hij stiekem huizen insluipt, dat hij spuwt In de zoutpot, tabernakel des levens, Zo melaatsheid overbrengt, In hetzelfde wit waartoe ook hij in het duister vervaagt. [pagina 599] [p. 599] Sjenoeda, onvermurwbaar heilige vader, Die de woestijn uit komt stappen met zand in je baard, Houd jij je dan met zulke Beuzelarijen bezig? Het is heel goed mogelijk. In jouw tijd, In die van Pachomius, Marais Antonius, Krioelde het in de dorre vlakten van draken. Dit is een parodie, een draak in het heel klein. Er is zoveel kwaad op de wereld Dat alles er wel het symbool van kan zijn. John Heath-Stubbs (vertaling: C. Buddingh') Vorige Volgende