maar één, zei ze tegen me. Het kan geen kwaad.’
Ze schenen geen borrelglaasjes te hebben en gebruikten er theekopjes voor.
Tevreden achter mijn hassebassie gezeten, nam ik mijn eerste bokking. De combinatie: bokking en borrel beviel me zeer goed. Er was een gezellige sfeer in de kamer. Mamsie pakte enige dingen uit, waaronder een vuurrode stof. ‘Dat wordt een jurk voor jou’, zei ze tegen Betsy. Ik begon Betsy te benijden: ik had nooit een jurk van vuurrode stof gekregen, noch een bokking met een hassebassie.
‘Ik heb onderweg ook al iets gehad’, zei Mamsie, wat ik ook duidelijk aan haar merken kon.
‘Zie je, ik moet voor de kost zorgen, zei mevrouw Schonenburg. Ik noem alle mannen Piet, dan hoef ik geen naam te onthouden. Ze zijn soms royaal, hoor.’
Betsy was een paar jaar ouder dan ik en had een, voor zo'n jong ding, vroegrijpe uitdrukking in haar gezicht.
Mijn moeder had in doodsangst zitten wachten, want ik was laat. Ze rook direct, dat ik bij ons thuis niet gewenste spijs en drank had gehad. Ze zei met een bezorgde uitdrukking: ‘Wat een geluk, dat je vader niet thuis is, dan had er wat gezwaaid. Waar was je toch zolang?’
‘Ik was op bezoek bij Betsy Schonenburg en haar ouders.’ Mijn moeder maakte een verbaasd gebaar en zei: ‘Beloof me, dat je daar nooit meer heen gaat. Die familie deugt niet. Je zult wel weten, wat die moeder doet.’
Ik dacht aan de Pieten, het theekopje jenever en de hartige bokking. ‘Beloof me, zei mijn moeder, dat je er nooit meer heengaat.’
Ik kwam in een ander stadsdeel te wonen en zag Betsy en haar familie voorlopig niet meer. Tot er op een goeie dag, een paar jaar later, een elegante dame voor me bleef staan - waarin ik tot mijn stomme verbazing de vroeger touwtje springende Betsy terugvond.
‘Daar kijk je van op!, zei ze. Hoe vind je me eruit zien?’ Ik bekeek haar van top tot teen. Ze droeg een grote pleureuse op een reusachtige hoed, een elegant, zeer nauw sluitend toilet, dat de schoenen bijna bedekte, een grote tegenstelling tot haar korte rokjes in, naar het mij nu scheen, een ver verleden.
‘Ik ben tegenwoordig aan het toneel’, zei Betsy.