Tirade. Jaargang 13 (nrs. 143-152)(1969)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 558] [p. 558] [Gedichten] Leeuwebekjes De leeuwebekjes open en weer dicht, het werd mij vroeg al voorgedaan, nooit kan ik het meer laten. De kleinste dingen blijven en doen voortdurend mee. Dat is juist wat het leven zo vertrouwd maakt. Telkens sta ik hoe dan ook weer in die tuin. Links de morellen, voor mij hoog liguster. T. van Deel [pagina 559] [p. 559] Gaten Wat al moois gezien vandaag, dophei in bloei, een vennetje waar vreemde vogels broeden. Soms staken wij de neus even het raampje uit: ruik hier die bomen eens. Maar meestal is iets net voorbij, je weet niet hoe zo gauw. Vreugde verdoft, daar sta je weer de tuin te spuiten, er is nog niets veranderd. Verbrande plekken in het gras, waar stoelen stonden gaten. T. van Deel [pagina 560] [p. 560] Gras Recht onder de merels, tussen phloxen en petunia's heerlijk zitten in de tuin, met viooltjes, net gezichtjes, kijken je allemaal aan. Natuur hoeft niet zo ver gezocht. Het enige verschil met bos is dat je nu niet zeggen kunt: kijk eens, een konijntje. Dat is alles, en hoe vaak bleek het geen graspol. Die heb ik hier onder mijn stoel genoeg, ik duw geregeld fijn mijn hand erin en denk dan maar een beetje terug. De Posbank's winters in de auto met oom Stef, de zon schijnt op de bomen en overal ligt sneeuw. Toen was ik minder groot, gras stak in mijn schoenen, de geur van herfst bracht me nog niet van streek. Toch zou ik voor geen goud weer op mijn buik de bladeren door willen om te zien wat ik dan nooit meer kan vergeten. Laat mij in deze tuin maar luisteren hoe over de schutting van Kersten zijn nieuwste orgelplaat heen klinkt. T. van Deel Vorige Volgende