Tirade. Jaargang 13 (nrs. 143-152)
(1969)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
1Een slot knarst in de wind.
In de wind knarst een slot.
Knarst, in de wind, een slot.
Een slot. Knarst. In de wind.
| |
2Wie hier niet als vriend komt binnengehuppeld
wordt er één twee drie weer uitgeknuppeld.
| |
3Tussen de spleten van het luxaflex door
turen de ogen
turen
tussen de spleten
van het luxaflex door
| |
4De fiets die ontvreemd werd
door een bekende.
| |
5Bevroren in de sneeuw
de sporen
van de naast de sloot
bevroren vogel
| |
[pagina 112]
| |
6Op 17 januari
raapte hij nog twee kerstboomnaalden
uit de nieuwe Genemuidermat.
| |
7Knarsend. Een slot. In de wind.
| |
8- Hoe heb je vannacht geslapen?
- Meer dan voortreffelijk.
| |
9Zoveel hoeft nu ook weer niet.
Ik zeg, zoveel hoeft nu ook weer niet.
| |
10Misschien hebben we geluk,
gaat morgen de zon weer op.
Met die Russen en Yankees
weet je het nooit.
| |
11Knarst.
| |
12Ja, ik heb een continubedrijf,
maar ik werk toch alleen overdag,
sprak de begrafenisdienaar.
| |
[pagina 113]
| |
14Mooi was het onder de oleanders.
(We hoorden pas later dat het dat waren).
Toen begon het te regenen.
En ook nog te onweren. Zo maar.
| |
15Het stuivertje rolde helemaal niet.
Het lag gewoon op een punt van het tafelkleed.
C. Buddingh' |
|