|
| |
| | | |
[Gedichten van J.A. Emmens]
Slaaf
Soms bezoek ik ze nog, de Pharaonen.
Tronend achter de kachel stoten zij
het oorverdovend salvo van hun macht.
Ondersteund door mijn angsten wacht ik smeltend af
tot zij het oud verbond vernieuwen,
mijn altijd wel aanvechtbaar recht op voortbestaan,
mijn plicht om te mislukken.
J.A. Emmens
| |
| | | |
Instructie voor de arena
Een mes van geringe proporties volstaat.
Geen mens zal ooit merken
dat er geen moord werd gepleegd.
Neem uw houding in acht, zet een voet
vastberaden naar voren en hef
(startsein voor het gejuich der barbaren)
het mes imponerend omhoog.
De ander die, eigenwijs, meent te weten
wat er gebeurt, sterft ter plaatse van schrik.
Zijn daad wordt de uwe, zijn angst uw moed.
J.A. Emmens
| |
| | | |
Oosterse wijsheid
Barend komt thuis, na zich als een beer
te hebben geweerd in bordelen van Bombay.
Aardige wijven, zegt hij, zo vrolijk, ze dansen,
doen alles wat je maar wilt,
maar India gaat naar de bliksem:
de boeren denken alleen aan zichzelf.
J.A. Emmens
| |
| | | |
Meisje
Op het gezicht van dit meisje trof ik
mijzelf met verbazing aan
in een verouderd lichaam achter tralies
van rimpels, in een mist van zorg.
Zij was niet mooi, wat men daar ook
soms onder mag verstaan, alleen verlegen
met haar toekomst, mij reeds welbekend.
J.A. Emmens
| |
| | | |
Zee
Gehate moeder, nu ik tot u terugkeer, tot
uw wroegend verwijt, uw duister protest,
uw onverstaanbare orakeltaal,
zie ik mijzelf weer als een onvoltooid,
onbruikbaar scheepje: op de kust
houd ik nog stand, een teken
voor wie zich niet bijtijds heeft neergelegd
bij de beperkingen van zijn bestaan,
voor wie ontwerp bleef dat niet vruchtbaar werd.
J.A. Emmens
| |
| | | |
Antiochos
Bedelen, beweerde Alberti,
is de enige kunst die niet wordt geleerd.
Vaak is ze afwezig en ben ik verworpen,
soms is ze bereikbaar en kijkt ze mij aan
en voel ik geluk in een moeilijk vermoeden
hoe ze moet worden ontdekt.
J.A. Emmens
| |
| | | |
Adieu
daarachter ga jij schuil.
Jij, met je benen omhoog,
wordt door een ander beslapen.
En ik, ik spreek de waarheid
J.A. Emmens
| |
| | | |
Oedipus
Alleen als ik het tegendeel bewijs
zie ik het standpunt dat ik heb verlaten:
ik ben het voetstuk waarop U verrijst.
Alleen verpletterd mag ik blijven staan,
alleen gestraft wilt U mij tolereren.
Alleen in angsten kan ik met U communiëren.
Alleen in woede kan ik U verstaan.
J.A. Emmens
|
|
|