Tirade. Jaargang 13 (nrs. 143-152)
(1969)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermdTirade. Jaargang 12 (nrs. 133-142)
auteur: [tijdschrift] Tirade
bron: Tirade. Jaargang 12 (nrs. 133-142). G.A. van Oorschot, Amsterdam 1968
i.s.m.
[p. 355] | |
Vijf gedichtenVan der mollenfeeste+Hoort, gij goede lieden, al gemene,
Edele, onedele, arme ende rijke,
Gij zijt ontboden, groot ende klene,
Te trekken in een ander wijke.
Hij is uitgezonden met zijnder pieke,
Des Oppersten Prinsen messagier,+
Maakt u gereed, allen gelijke.
Gij en meugt niet langer blijven hier.
Al in het landschap van de mollen+
Moet di trekken zonder waan,+
Al wildi daartegen strijden of grollen,+
'T en mag u helpen niet een spaan.
Als de bode komt, is 't gedaan.
Hoe jonk, hoe schone, hoe vroom, hoe wijs,
Als D'Opperste gebiedt, zo moet gij gaan
Trekken in 't land van Mollengijs.+
Der mollen Here, D'Opperste Prins
Die de mol schiep, die blinde beeste,
Heeft ontboden hier ende ginds+
Onder 't volk, minste ende meeste,
Dat zij komen ter mollen feeste,
Daar zij hof houden onder d'eerde.
Als 't lichaam zal scheiden van de geeste,
Zal men elk dienen naar zijn weerde.+
De Paus en zijn kardinalen
Moeten allen te dezer feeste zijn.
Legaten, bisschoppen, dekens, officialen,+
Parochiepapen, predikaren, Jacopijn,
Freermineurs, vrouwenbroers ende Augustijn,+
Priesters, klerken ende Meesters wijs,
Deze moeten allen binnen korte termijn,
Trekken ter feesten te Mollengijs.
| |
[p. 356] | |
Saartrozen, monniken, regulieren,+
Bogaarden, Lollaarden, kluizenaren,
Fratres, wilt u gereden schiere.
Nonnen, begijnen, wilt medevaren,
Klopzusters, Zusters bedelaren,
Ende allen die leven naar de geeste,
Maakt u bereid zonder sparen,+
Gij moet al trekken ter mollen feeste.
Keizers, koningen, hertogen, graven,+
Baanrotsen, ridders en jonkheren,
Ende voorts alle rijken van have,
Wilt u te alle deugden keren,
Want de weg die moeti leren,
Ter feeste te komene te Mollengijs.
Maakt u gereed, dat gij met eren
Daar meugt ontvangen lof ende prijs.
Cancelliers, baljuws en souvereins,
Schouthetens, ambtsmans en dienaren,+
Schepenen, meiers ende kasteleins,
Ontvangers, rentmeesters ende wisselaren,
Hofmeesters die de zalen bewaren,+
Portiers, koks (smaakt wel ten keeste!),+
Ende die edele zeeman moet varen
Met zijnen schepen ter mollen feeste.
Gij machtige poorters ende bourgeois,
Gij rijke pachters en rentieren,
Al zijn uw zolders vol korens, vol hoois,
Uw kisten vol gelds ende uw fortsieren,+
Gij rijke kooplieden en drapenieren,+
Al zijn uw kisten vol meersen, vol wollen,+
Gij zult ook moeten trekken logieren
In dat landschap van de mollen.
| |
[p. 357] | |
De Koning der mollen heeft doen ontbieden
Met zijn bode, stijf ende sterk+
Al t'enenmale de ambachtslieden,
Dat zij ook moeten laten 't werk.
Dus rade ik elkeen, dat hij neme merk+
Om goede herberge ende logies,
Want, klaar gezeid, gij moet in 't perk,
Ter feesten komen van Mollengijs.
De mollen Koning heeft doen vermanen+
Alle jonge gezellen fijn,+
Met korte kerels, met lange palanen+
Aan haar schoen ende aan haar patijn.+
Voorts alle stortstekers, wie zij zijn,+
Legt af uw zweerden, uw Waalse dollen,+
Want gij moet eer lang termijn+
Trekken in 't landschap van de mollen.
Zelden is volmaakt die feeste,
Daar vrouwen gebreken ofte jonkvrouwen.
Dies zijn zij ontboden, minste ende meeste,
Ter mollen feeste, in goeder trouwen.
Lange sleepsteerten ofte bonte mouwen,
Noch tuiten en durven zij hebben twint.+
De mollen die haar feeste houwen,
Zij zouden het niet zien, zij zijn al blind.
Deze meiskens zijn ook allen gedaagd,
Die te vastenavonde pijpers huren.+
Is het dienstbode, voedster of maagd,
Die haar voeten te dansene ruren,+
Deze moeten weg in korter uren,
Hoe jonk zij zijn, hoe blijde van geeste.
Dit dansen, dit reien mag hier niet duren:+
Zij moeten gaan dansen ter mollen feeste.
| |
[p. 358] | |
Een anderSluimende zeugen eten wel haar draf.+
Al ziet men de lieden, men kent ze niet;
Ten is geen koorne zonder kaf.+
Sluimende zeugen eten wel daar draf.
Het heet zulk milde die nooit en gaf;+
Bij dezen veel tegelijk geschiedt.+
Sluimende zeugen eten wel haar draf.
Al ziet men de lieden, men kent ze niet.
| |
[p. 359] | |
Nog een anderDie door de wereld zal geraken,
Die moet konnen huilen met de honden,
Ende moet ook kennen diverse spraken,+
Die door de wereld zal geraken.
Hier waarheid zeggen ende ginder missaken,+
Voren zalven ende achter wonden.
Die door de wereld zal geraken,
Die moet konnen huilen met de honden.
Anthonis de Roovere behoorde tot de rederijkers. Zijn betrekkelijke onbe-kendheid buiten vakkringen is alleen maar te verklaren uit de slechte reuk waarin de rederijkerij lange tijd heeft gestaan. Overigens ten onrechte zoals tegenwoordig blijkt. De Roovere wordt nu als één van de belangrijkste middeleeuwse dichters erkend, maar voor iemand als Menno ter Braak was De Roovere's poëzie in 1937 nog een verrassing en een openbaring. De hieronder afgedrukte dodendans ‘Van der Mollenfeeste’, noemde hij één van de meest obsederende gedichten die hij kende. Over de andere poëzie zweeg hij, vermoedelijk omdat hij die niet kende. Hij was ‘Van der Mollenfeeste’ in een bloemlezing tegengekomen. De Roovere leefde in de vijftiende eeuw (hij stierf in 1482) in Brugge, waar hij het ambt van aannemer of architect uitoefende. Wat hij gebouwd heeft, weet niemand meer. Als dichter was hij in zijn tijd welbekend. |
+Anthonis de Roovere
De dood als een feest is een ongebruikelijke voorstelling, maar komt elders toch voor. De mol treedt in talrijke zegswijzen op die betrekking hebben op het sterven en de dood.
+de Dood met een piek uitgerust als Gods bode
+dodenrijk
+zeker, beslist (stopwoord)
+morren
+dodenrijk
+overal
+naar zijn aardse verdienste
+kerkelijke ambten
+Franciscanen, Carmelieten en Augustijnen.
Meesters wijs: geleerden
+karthuizers, ‘reguliere kannunniken’
Mannelijke begijnen; broeders van barmhartigheid Fratres: broeders (samenvatting van de voorafgaanden) ‘klopjes’, bedelnonnen
+onverwijld
+De adel wordt opgeroepen in hiërarchische volgorde
+allerlei namen van bestuursen rechterlijke ambtenaren
+opzichters
+(begrijpt het goed!) met woordspeling (Koks en Smaken)
+koffers
+lakenwevers
+koopwaren
+stijf en sterk: met klem
+zorgen voor
+oproepen
+flink
+korte overkleden, lange puntschoenen
+houten sandaal
+vechtersbazen
+Franse dolken
+binnenkort
+vlechten behoeven zij volstrekt niet te hebben
+fluit- of doedelzakspelers, ook minnaars
+bewegen
+rei- of rondedans uitvoeren
+slagen
+vol steken, gaten; met bijbetekenis van bedrog
+onschuldig (ironisch!) als de Joden
is hij er slecht aan toe |