Tirade. Jaargang 12 (nrs. 133-142)
(1968)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Credo | |
[pagina 73]
| |
Niets te verwachten, niets te hopen:
er rest mij niets dan duisternis en Dood.
Ik zie het, maar ik wankel niet: wie Gij ook zijt,
U heb ik lief met heel mijn hart, met al mijn Bloed.
Gerard K. van het Reve | |
[pagina 74]
| |
Het zorgeloze kunstenaarsvolkjeIk had met Frans weer oeverloos gedronken,
en toen getwist. Een fles kwam op mijn kop.
Maar het revolverschot in korenveld bleef uit,
en ook mijn oor zit er nog onversneden aan.
Gerard K. van het Reve | |
[pagina 75]
| |
In het land der blindenEigenlijk ben ik een soort Nero,
want, zingend als een pauw,
win ik veel prijzen in konkoersen.
Gerard K. van het Reve | |
[pagina 76]
| |
Mens en kosmosUit het kafee gekomen, zagen we dat de Maan er weer prima bij stond.
Zo lief, zo rood, zo vol, maar ook zo laag:
Een kwestie van een trapleer of op iemands schouders staan, meer niet.
Gerard K. van het Reve | |
[pagina 77]
| |
Een zoekerIk sta op de rand der wereld
en roep: ‘Waar zijt Gij?’
De echo antwoordt: ‘Zijt gij? Gij?’
Gerard K. van het Reve |
|