van de heup tot aan de voet.’ Ik heb het al vaker gezegd en ik zal het blijven zeggen: er is geen maatschappelijke groep waarvoor men zo op zijn hoede moet zijn als de middenstand.
Een ander verhaal, gehoord van Gerard Walschap, die ik ontmoette in een studio van de Vlaamse tv. Een of andere Vlaamse schrijfster van boerenromans (de naam is me helaas ontschoten) liet haar stoere helden altijd graag sigaren roken, ze konden niet op hun erf staan of ze hadden een ferme bolknak tussen de verweerde lippen. Op een keer had ze het boerengenre voor het historische verwisseld, maar natuurlijk niet zò, of er kwam hier en daar nog wel een flinke zoon van de aarde in voor. Ze besefte echter wel, dat er in de middeleeuwen nog geen sigaren bestonden, wat duidelijk een probleem voor haar scheen te vormen. Ze loste het evenwel tot haar grote tevredenheid aldus op: ‘De boer stond op zijn erf, met een soort van sigaar in zijn mond.’
Voortreffelijke opmerking van Henk, n.a.v. de gedichten die me eensklaps als een hagelbui overvielen en waarover hij - terecht - niet zo erg geestdriftig was (er is dan ook niet zo bijster veel van overgebleven, maar misschien toch nog te veel): Als je weer met een nieuwe serie verzen begint, moet je eerst even choken.
Woordspelingen: Een graaf met spit. Deze is wel aardig, omdat de ‘pun’ berust op de nevenbetekenis van de woorden en niet op de hoofdbetekenis. Cf. Auden in The Dyer's Hand (p. 380) over deze regels van Byron (uit Don Juan)
When I am dead I hope it may be said:
His sins were scarlet, but his books were read.
Auden tekent hierbij aan: ‘If all books were bound in black, the couplet would not be funny.’ Ik geloof dat in elke goede woordspeling die nevenbetekenis een belangrijke rol moet spelen; zo vind ik Hood's: For though distress had cut him up / It could nor cut him down’ (over een man die zich van ellende heeft opgehangen) geslaagder dan Lamb's (tegen een man die hij op straat tegenkwam met een haas in zijn hand): ‘Is that your own hare, sir, or a wig?’
Griezelverhalen en griezelfilms werken alleen dank zij de in de geest van de lezer (kijker) aanwezige fobieën - vandaar ook dat mensen om zeer verschillende zaken griezelen kunnen. Dracula of aanverwante verhalen doen mij bijv. niets, noch op de pagina, noch op het filmdoek. Maar een televisiebeeld