Tirade. Jaargang 12 (nrs. 133-142)(1968)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 443] [p. 443] [Gedichten] De mindere mannen Kijk, daar omlaag, hoe zij politiek voeren! Elk vrij mensch schuwt hun taal, hun lepe schijn Zij zijn omzichtiger dan boeven, hoeren, de boenders die geen boeven durven zijn. Met hun wipneuzen in de kranten, laten Zij van schrik scheten als hun stembus luid een tegenwipneus uitroept. Een schuw haten breekt hun benard krantenbewustzijn uit: Koud zweet, meer niet. Geen weet dat een despoot al onderweg is naar hun drukke achterbuurt en naar hun modderpoelen waar elk doodvalt over een stem of wat. Maar als hun uur slaat, slaat de schrik hen om hun bange harten, en als de weerga slaan zij aan de haal, elk naar zijn lage deur, die troep verwarden, om van achter hun horren naar de praal van den veroveraar doodsbleek te gluren: de straat is luid van juichen en aanvuren Hun stembus ligt vergeten in de goot. Het leven liet hen achter, en de dood versmaadt hen, en laat hen verzuren. A. Roland Holst [pagina 444] [p. 444] Serenata de Coimbra Zwaarmoedig en wellustig smachten de zangers boven de gitaren wie zullen met hen overnachten en van hun sponde de gevaren deelen met hen? Zij willen paren en slaan uit de gitaren klachten en orders en van geen bedaren willen zij weten - geen afwachten en geen vervaren. Uit de gitaren slaan de dwangbevelen van drank en ontucht en van woest omarmen, van wreed kastijden, van bedwelmend strelen, en van een meesleuren zonder erbarmen voor 't smeken van hun prooien en het kermen van het verscheurd fatsoen: uit bange kelen jammeren achterhaalde alarmen. A. Roland Holst Vorige Volgende