voerig de lotgevallen van de dragers, die inderdaad op een verwonderlijke manier, verknipt en verwrongen, door die namen beïnvloed schenen.
Freud vond het prachtig, maar zei treurig dat ze dat natuurlijk nooit konden publiceren. Medici e.d. mogen immers nooit de namen van hun patiënten vrijgeven. De leerling antwoordde slim dat hij daar al rekening mee had gehouden en dat hij alle namen uit zijn duim had gezogen.
Toch moet die samenhang bestaan. Ik verzamel sinds enige tijd namen en beroepen die in één persoon een vreemde samenhang vertonen. Kortgeleden verscheen een prachtig boek van de heer Naaktgeboren, product van jarenlange studie, vol foto's en notities van het geboren worden.
Dr. J. Schrijver: Handboek voor grafologie
Dr. Houtzagers: proefschrift over populierenteelt
Ds. Strijd: anti-militarist
Jacob Hooij: bekend kruidenverkoper
Adjudant Wolzak: zedenpolitie
Harry van Tussenbroek
Haast: een wielrenner
En nu dan Koolhaas en Vos, ongetwijfeld onder de Nederlandse schrijvers en tekenaars degenen die de meeste dieren in hun werk doen.
Wat betekent het als mensen bij elke aanleiding aan dieren denken? Ik lijd zelf aan die tic. Bij een Rohrschach-test zag ik in vrijwel ieder detail, als ook in het geheel, dieren, van vlokreeften tot hangbuikzwijnen. Een psychiater vertelde mij later dat dit een infantiel trekje zou zijn. Speciaal kinderen en primitieve volkeren die nog niet zoveel weten als wij grijpen naar dieren als symbolen en goden. Hoe verleidelijk dat is blijkt uit het feit dat na de Egyptenaren - die ook weer niet zó primitief waren - telkens weer dieren moeten dienen als vorm voor abstracte begrippen: het lam Gods, de vis Christus, de bokken en de schapen waarin we gescheiden zullen worden, de gans Hus, de zwaan Luther, de Nederlandse leeuw, de tijger in Uw tank.
Er is een mechanische noodzaak waarom wij - als we ons niet schamen voor de betiteling infantiel - dieren als symbolen kiezen. De mens is in vele opzichten een primitief soort. Onze handen - waar hele philosophieën over geschreven zijn - zijn in principe niet anders dan die van de apen, dan die van de halfapen, dan die van de primitieve insecteneters en zo van de reptielen en amphibieën. Onze handen zijn nauwelijks veranderd, hoogstens wat meer geoefend, sinds ze uit de visvin te voorschijn kwamen.
In mindere mate geldt dat voor veel van onze lichamelijkheden: onze nieren zijn primitief, onze kiezen, en ook op een andere manier zijn we primitief, zoals Bolk zei: we lijken nog het meest op de foeten van chimpansé's. Alleen onze hersenen wijken af, zo groot, vaak in effect een kwaadaardig gezwel.
We zijn dus primitief, onderontwikkeld, vergeleken bij stapels dieren die