Tirade. Jaargang 11 (nrs. 121-132)(1967)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 554] [p. 554] Zes gedichten Tom Graftdijk Toen de wereld nog een afgezaagde grap was, toen we bunkers binnenslopen en appelsap dronken in de hete duinen, toen Charlie Parker ons zweverig in de war bracht, toen de avonden langer waren, de meisjes mooier in onze gedachten (dat weet je toch nog wel), toen het te laat was geworden om nog terug te gaan - toen wisten we dat dit alles maar tijdelijk was en niet voorgoed. voor W.J.C. Bouwman [pagina 555] [p. 555] Natuurlijk verdwaalde ik op de terugweg. Tekeningen, foto's, films van mijn leven tot nu toe werden onbegrijpelijke sferen die ik onmogelijk kon herkennen. Ik had ze godverdomme toch nog nooit gezien? [pagina 556] [p. 556] Het is eigenlijk niet belangrijk meer wat ik heb willen zeggen en af en toe heb ik de dingen gedaan alsof het allemaal maar vanzelf sprak, maar toch was het nooit meer dan: laten we weggaan, laten we het proberen. [pagina 557] [p. 557] Soms wil ik beleefd zijn en geef vrolijk grijnzend iedereen een hand. Soms praat ik zelfs urenlang. met de ongelofelijke slijmerd die ik steeds weer overal tegenkom. Soms loopt de spoorrails van mijn argeloosheid dood waar de zomer voor de zoveelste keer begint. Maar als er weer eens oorlog komt hoor ik gelukkig bij de verliezers. [pagina 558] [p. 558] Schreeuwend wilde hij vergeten wat iedereen zei, keihard lachend wilde hij alles kapotmaken. Voorgoed wilde hij weggaan omdat hij altijd het onmogelijke had verwacht. Maar overal werd hij herkend; als hij een misdadiger was waren ze zijn vonnis zeker vergeten. [pagina 559] [p. 559] Ik zal de waarheid wel hebben gezegd als dat niet de bedoeling was, ik zal wel hebben gelogen als dat niet de bedoeling was. Wrange entrées hebben het zo vaak verpest. En steeds weer hetzelfde, hoe dan ook: wat ik ook van mezelf zeggen mag, er is niemand die het zal ontkennen. Vorige Volgende