Tirade. Jaargang 11 (nrs. 121-132)(1967)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 167] [p. 167] Het zeepaardje voor Otto en andere Dickes Volgens Bartjens zou hij een monster moeten zijn: deze vis met de kop van een paard, de staart van een aap, de huid van een insekt, en de borst van een kropduif: maar zie hem daar wiegelend voor anker liggen, gracieus als een ijl mannequintje. Door Plinius aanbevolen als medicijn tegen haaruitval, huiduitslag, koortsrillingen en de beet van dolle honden; vandaag geeft men liever zalf, sulfonal, virus fixe - maar een kaal hoofd bleef een bezit voor het leven. De statige neef van ons aller stekelbaarsje, die, anders dan Ivanhoe, zijn harnas nooit eens afleggen kan, het verlaat hem zelfs niet na zijn dood: gedroogd siert hij souvenirwinkels van Honoloeloe tot Katwijk aan Zee. Een van die schaarse wezens van wie zelfs de mummie nog mooi is: hij werd dan ook grif een geliefd model voor afgrijslijke draadplastiekjes. Maar ach, ook de echte kunst weet vaak geen raad met de natuur, die zelf trouwens lang niet vrij is van kitsch. Economisch oninteressant, omdat hij zo weinig spiervlees bezit, wordt hij toch, fijngemalen, verkocht ter bereiding van minnedranken; het is, vind ik, een roerend idee dat er mensen rondlopen die hun bestaan aan een zeepaardje danken. C. Buddingh' Vorige Volgende