loodje zullen leggen onder hun schild dat ze al die tijd tegen de tuchtiging der wereld beschermde, en zo steeds maar verder tot de lichtere intelligentere dieren met aan de top de eendagsvlieg die als de zon ondergaat begrijpt dat hij nu beter in de kaarsvlam kan vliegen. Ergens daar tussenin zitten wij. Wij zijn individualistischer dan de meeste dieren die per soort zo'n beetje op dezelfde leeftijd zich in zee werpen, in een holletje kruipen of anderszins sterven. Wij gaan op heel verschillende leeftijden dood. Het record ken ik niet. Steeds is er weer iemand die de mijl sneller zwemt of loopt of kruipt. Maar al die recordhouders vertrekken toch weer uit de wereldgeschiedenis om een ander eens de kans te geven. Enfin, u weet het misschien al. Maar ik hoorde het net, en aangezien ik in dit blad beloofd heb voor het actuele stukje te zorgen, deel ik het u maar zo gauw mogelijk mee. Ik hoorde het net. Van de Dood zelf natuurlijk, die man met de ribben op zijn zwarte kostuum, dat hoofd zonder vlees, die sikkel in zijn hand. Maar die sikkel, legde hij uit, is symbolisch. De mensen zijn vrij hun eigen ogenblik en eigen middel te kiezen. Misschien denkt u dat die man zelf, de Dood, ook maar een symbool is, maar dat lijkt me niet. Het is net als met Sinterklaas: wij kunnen er zo hard niet in geloven als we willen, maar het onweerlegbare feit is dat tegen vijf december miljoenen schoentjes gevuld worden.
De man, de Dood, keek naar mijn ribben met vlees en de levenskop erop. Hij zei: ‘Bij u zal het lang duren voor u de hand aan uzelf slaat. U lijkt me een echte lange lever. U houdt niet van muziek. Dus martelinstrumenten als blokfluit, piano en grammofoon zullen u niet tot de dood drijven. Ook in de schouwburg zie ik u niet vaak. Gedichten leest u niet - ‘Door alle tijden / Schalmt zich die doem’. U heeft wel eens een meisje, maar later lacht u daar weer om. U bent maar één keer bang geweest. Daar was ik bij, en daarom weet ik dat ook voor u het laatste ogenblik zal komen. Die keer dat u bang was, u was tien jaar denk ik, u schoor zich nog niet, u zou op een schoolfeest optreden als goochelaar voor een zaal vol kinderen. U had een kaars gemaakt van twee heel kleine schijfjes kaars, eentje aan de onderkant en een, brandend, aan de bovenkant, een lange rol wit papier verbond die twee stukjes. Een beetje kaarsvet langs het papier