zacht in worden dan maar op de koop toe nemend.
Ik had het daar al eerder over, en zal het er wel meer over hebben, want ik heb een, aan zee verworven, zwak voor de herhalingen, die getijden zijn. Maar dit keer beperk ik mij tot de denkers, die de rede tot leer en leuze hebben, en die ik, als ik mij niet tot hen als denkers beperk, de breinwerkers noem.
Een van de sterkste en meest belangrijke van hen was Carry van Bruggen. Maar al te goed begrijp ik, waarom haar nog springlevend en gedegen boek ‘Prometheus’ van zo wezenlijke en stimulerende betekenis was voor een zo krachtig breinwerker als Menno ter Braak. Het denken als turnen wordt er tot iets als een heilgymnastiek, en soms zelfs bijna tot een uitgebalanceerde ‘démarche’, een mooie ‘loop’, al wordt die loop nooit mooi genoeg om op der goden wijze, doelloos te zijn, want ontvangen wordt zij nergens.
Hoe dan ook: in die hogere heilgymnastiek - en ik bedoel dit nu laten leiden door wat er in zijn tijd zo al gaande was in de literatuur, waar hij zich toch zeer voor interesseerde, noch in de politiek, die hem lang niet koud liet.
Zijn meest eigen gegeven was hijzelf, en hoe in hem het leven, gekweld en gekleineerd als het werd door het dagelijks bestaan, toch in angst denkt aan de dood. Een beperkt register, maar door steeds nauwgezetter vereenvoudiging (wat hij eens ‘het weglaten’ noemde) zo volmaakt bespeeld, dat hij als ‘poet in his own right’ niet alleen er zijn mag, maar er blijven zal.
Aan een dichtkunst die zich zichzelf tot doel stelt, liet hij zich niet gelegen liggen. Het dichten over het dichten, waardoor Verwey maar zo zelden tot dichten kwam, was hem van nature vreemd. Dat alleen al vrijwaarde hem voor het moderne (dat zo vaak lijdt aan zijn eerste vier letters). Voor zo ver de tijd te maken heeft met zijn gedichten, is het de tijd, het uur, in zijn kamer - niet de tijd, het tijdperk, daarbuiten. Ook daarom zullen zijn gedichten dat tijdperk wel overleven.
In de ontwikkeling, in de struktuur, der moderne lyriek, gebeurde het een en ander dat van wezenlijke en duurzame betekenis was. Maar het stemt tot dankbaarheid, dat, terzijde van dit alles, een dichter als Bloem een leven lang met zichzelf bezig kon blijven.