Naar aanleiding van bepaalde passages in mijn werk is jegens mij een gerechtelijke strafvervolging ingesteld, maar ik ondervind geen enkele beperking in mijn persoonlijke of professionele vrijheid, mijn boek is overal in de winkels te koop en ik lees er zelfs voor televisie en radio uit voor. Algra en zijn medestanders schreeuwen inderdaad van alles tegen me, maar, in tegenstelling tot Babel, Pilnjak, duizenden andere vermoorde kunstenaars, Pasternak en de zopas in een schijnproces veroordeelde beide schrijvers, kan ik terugschreeuwen, in kranten, radio en televisie, die mij met onbekrompen maat plaatsruimte en zendtijd aanbieden. Dat ik van deze mogelijkheden geen gebruik meer maak, nu er tegen mij een strafvervolging is ingesteld, is een vrijwillige beslissing mijnerzijds, die berust op mijn vertrouwen in de Nederlandse rechtsstaat en de Nederlandse rechtspraak: wanneer het tot een rechtzitting komt, zal die openbaar zijn, toegankelijk voor ieder burger en iedere journalist, en zal ik, onder de overvloedige bescherming die onze wetgeving mij biedt, berecht worden door onafhankelijke, voor het leven benoemde rechters, en niet door het gepeupel. Hier kan ik in vrijheid leven, werken en publiceren. Daar zou ik niet kunnen publiceren, niet kunnen werken, en niet één dag in vrijheid gelaten worden. Ziedaar het ‘wezenlijk verschil’.
In de huidige Nederlandse politieke arena is de heer Algra mijn tegenstander, maar tegenover het communistische, van middeleeuwse waarheidswaan bezeten schrikbewind, dat schrijvers en dichters vele malen erger onderdrukt dan het tsarisme ooit heeft gedaan, worden de meningsverschillen tussen hem en mij futiel, en beschouw ik hem als mijn medestander en bondgenoot, die verdient verdedigd te worden tegen lieden die een schijnprogressiviteit en een schijntolerantie propageren die hen niets kosten, maar die in werkelijkheid onze moeizaam veroverde vrijheden en rechten in de uitverkoop willen gooien.