Tirade. Jaargang 10 (nrs. 109-120)(1966)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] [Gedichten van W.A. Wilmink] Hun eerste woning Er waren twee jonge gelieven, die minden elkander zo teer, die gingen tesaam ten stadhuize en werden mevrouw en meneer, zij kregen een woning op zolder bij grootvader Piet van der Plas, en waren daarmee in hun nopjes omdat er zo'n woningnood was. En als zij daar zoenden en stoeiden keek opa op grootvaders klok, daar nam hij zo lustig de tijd op, ook sloeg hij de maat met zijn stok, en maakten de jonge gelieven een uiterst erotisch geluid, trok opa zich op aan de dakgoot en lachte hen toe door de ruit. Dat grootvader zo alle dagen een blijk van belangstelling gaf, de jongen, die vond het wel aardig, maar de jonge bruid knapte af, haar stem kreeg een ranzige bijklank, haar ogen die kregen iets grauws, totdat ze tenslotte kapot ging aan opa zijn blijvend applaus. W.A. Wilmink [pagina 89] [p. 89] Atoombom Annie Zij draagt een hoed met rode franje en daaronder zit een kruik, zij draagt een mantel van oranje en een sjerp over haar buik, zij draagt haar hondje in haar handen en haar zolen zijn van hout - allemaal om zich niet te branden aan fall-out, Atoombom Annie. Zij heeft haar scheefgezakte leven in voldoende mate lief om het nimmer prijs te geven aan het radio-actief, toen ik haar onlangs nog eens weerzag in de gouden morgenstond, toen besprak zij weer de neerslag met haar hond Atoombom Annie. Annie was van jongsafaan al een wat zorgelijke natuur, Annie denkt maar steeds ‘we gaan al’, en we gaan pas op de duur. Dan gaat Annie met of zonder ruimtescheepje naar de maan, dan gaat Annie naar de donder, en gaan wij er achteraan. W.A. Wilmink Vorige Volgende