A. Roland Holst
Overwegingen
Twee ongevolgde voorbeelden
Als ik in gedachten terugga naar de eerste helft van mijn leven, besef ik steeds hoeveel meer dan later ik toen te danken heb gehad aan ontmoeting en omgang met enkele menschen die mij - ook al konden zij mij nooit overhalen tot hun instelling op het leven - wel in zelkere mate wegwijs maakten, al was het meer door hen te beschouwen en over hen na te denken dan door naar hen te luisteren.
Het waren er niet velen, en als ik de balans opmaak blijven o.a. Herman Gorter en Piet Mondriaan helder zichtbaar over.
Hen, zoals zij daar in het verleden staan, dan beschouwend en te rade gaande met mijn eigen wezen en mijn levenslang haken naar helderheid, naar opklaring, wordt het mij alsof .zij mij - elk een ander - voorbeeld geven, een ultimatum stellen bijna.
Want Gorter is zoo helder omdat hij het leven steeds weer wilde beginnen van voren af aan, en Mondriaan kon zoo helder zijn omdat hij alles aan kant zette en opruimde om te kunnen beginnen aan het einde.
Eigenlijk verhouden zij zich als een kind, maar zonder kribbe, tot een monnik, maar zonder kerk.
Als Gorter had kunnen afzien van de maatschappij en de historie, had de natuur zijn wieg kunnen blijven, en had Mondriaan's wieg in de middeleeuwen gestaan, dan had hij aan de muur van de cel waar hij zich dan later zeker had afgezonderd, de verticaal en de horizontaal gezien op de uiteindelijke wijze van het Kruis.
Voor de een zoo min als voor de ander heeft dit zoo mogen zijn. Vandaar, waarschijnlijk, dat hun helderheid - hoezeer ik die, ook door persoonlijke herinneringen, hoog aansla en hartsgenegen blijf - mij niet geheel overtuigt en mij wegwijs