Zes dagen onbedachtzaamheid kan maken dat men eeuwig schreit
Het zal me zolang het geen hongerwinter is een zorg zijn of de stukjes brood die na de communie in de Roomse kerken zijn blijven liggen stukjes Christus zijn of niet. Al waren het stukjes van Monseigneur Bekkers zelf, ik word er niet warm van.
Toch hebben tienduizenden mannen (geen vrouwen nog) zich geheel verkleed verzameld om over deze kwestie te discussiëren. Volwassen mannen, althans mannen die volwassen hadden kunnen wezen, winden zich er over op. Eentje, een Professor Magister Dokter Monseigneur Senator nog wel, verslikt zich van woede over de vraag ‘of men de overgebleven hosties na de Mis niet aan de kippen zou mogen geven’ (dit is een letterlijk citaat). Een ander heeft verklaard dat hij het altijd het beste weet, en dat het zó is en vooral niet zó. Opwinding alom. Bijna weer een beeldenstorm - bij sommige kerken schijnen de kippen al vol verwachting aan de deur te staan wachten.
Ik zou zeggen: maak alle brood, alle kadetjes, alle fijntjes, alle maanzaadbroodjes, bolussen, gevulde koeken, ontbijtkoeken, speculaasjes, beschuiten, zoethout en krakelingen deel van het geloofsmysterie, maar hou er dan verder over op.
Het zal me evenzeer een zorg zijn of de brief waarin de burgemeester van Amsterdam me in naam der Koningin aanmaant de reinigingsbelasting ad f 6 te betalen met ‘hoog-achtend’ ondertekend is of niet. Al stond er ‘gegroet, klootzak’ onder, ik word er niet warm van.
Hier is de idiotie beperkter. Alleen Dagboekanier mekkert in het Parool al sinds 1813 dat hij brieven ontvangt van de overheid die aanhef en ondertekening missen. Nu weten we allen op hoe goede voet Dagboekanier staat met Gijsbert, Jozef, Jozef, Jozef, Juliaan, Coentje en al die andere voornamen die wel een stukje kaas uit het vuistje lusten, en ik begrijp dat zijn eigenlijke verlangen dus is dat alle officiële drukwerken zullen beginnen met ‘Goede dagboekanier’. Onderschat zijn invloed niet. Suurhof (Beste partijgenoot) en