Tirade. Jaargang 9 (nrs. 97-108)(1965)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 261] [p. 261] Rutger Kopland / Drie gedichten Grasveld in het maanlicht Je raapt een pop uit het gras maar je weet niet welk verdriet het was dat je terugvindt de maan doet wat hij wil hij beduimelt het kleine landschap in de zandbak geel als een prent bij je grootmoeder hij zet een schilderachtig speelgoed-paard in galop over de prairie. [pagina 262] [p. 262] Verhaaltje We zagen deze zomer wat geiten in de bergen, geen mens verder geen herder, dit was hun eigen hemel zon wind en land misschien is er één toevallig begonnen een misstap, een onbezonnen sprongetje en toen waren ze eigenlijk al op weg uit het veilige dal de dagen gingen vanzelf voorbij en als het zo donker geworden was dat ze het gras niet meer zagen en niemand kwam om ze te halen dachten ze dan blijven we maar wachten en vielen in slaap waar ze waren maar toen een ochtend de zon zo dichtbij in de hemel hing dat je hem bijna grijpen kon en de olijven en de kastanjebomen nergens meer stonden en alles was wei en bloemen, toen wisten de geiten dat ze in hun eigen land waren aangekomen daar is het waar we ze zagen uit de verte haast niet te onderscheiden van de stenen zo stil en rustig grazend in het verlaten vallen van de avond. [pagina 263] [p. 263] De roeier Vanavond trok de mist over de wei alsof de aarde zich opende en het grondwater buiten zijn oevers trad paarden en koeien raakten vlot en als in een moeras uit de oertijd dreven tenslotte alleen nok koppen en ruggen voorbij van het geboomte aan de overkant maakte zich iets los waarvan ik dacht dat het een roeier was die overstak voor mij. Vorige Volgende