Tirade. Jaargang 9 (nrs. 97-108)(1965)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 250] [p. 250] Hanny Michaelis / vier gedichten Wekkerkabaal scheurt me zonder omzien los uit de warme cocon van lakens en dekens. De kamer lijkt wonderwel bewoonbaar door vagelijk bekende kleren in een stoel. Wanneer ik me omdraai zit op de rand van mijn bed een naakte man. Bij het zien van zijn glimlach denk ik: de vrouw die hier woont is te benijden. [pagina 251] [p. 251] De ik die zichzelf in je omhelzing verliest en terugvindt, is niet dezelfde die op loden voeten je leven uit loopt en een ander dan de ik die zich wijsmaakt dat je er nooit bent geweest. Alle drie opgesloten binnen mijn huid zijn ze slaags geraakt in een oorlog op leven en dood. [pagina 252] [p. 252] Bij noordenwind hoor ik 's nachts de sirenes van fabrieken in de buurt waar je huis staat. Geen groet, geen belofte en geen verklaring. Alleen de gedachte: wij wonen nog in dezelfde stad. [pagina 253] [p. 253] Met zijn neus in de boeken snuffelend aan de levens van anderen die nooit hebben bestaan. Een geur van papier en drukinkt, maar soms overstemd door het onvervalste aroma van verdriet zoals het nog steeds wordt geproefd. Vorige Volgende