Tirade. Jaargang 9 (nrs. 97-108)(1965)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Guus Vleugel Zes gedichten Soms Soms hoor ik vaag, of meen te horen de doffe bonk waarmee een hoofd (dat ongetwijfeld mij behoort) tegen een stoeprand woidt geslagen. En ook niet zonder welbehagen de laffe aftocht als de bende zich heeft gelaafd aan mijn ellende. De gele vla met bessensap die op 't plaveisel druipen zal wordt langzaam wit, zo het mocht sneeuwen maar dat zou stom toevallig zijn en ook dat juist kwam langsgewandeld wie mij eens lehjk heeft behandeld en bij het zien van mijn karkas zich zou herinneren hoe het was. O duizenderlei onbescheiden verlangens van 't zelfmedehjden, o leven leefbaar en langdradig en veel te weinig gewelddadig. [pagina 78] [p. 78] Uit mijn jeugd Om niet alleen te hoeven zijn de reis naar de Riviera; het ravijn tussen de plastic stoelen dichtgeworpen met landschap, en de namen van de dorpen. Heil het programma van Paris Inter, het zal ons non stop lichte Manken brengen, krijst dus om liefde, en bezaait met krengen de kilometers die 't geheugen vreet (dat zielsgraag zich te pletter reed). We komen morgenmiddag aan in Cannes waar op hun speldekussens popelen wie daar in 't zweet huns aanschijns nietsdoen dat eindelijk de blauwe poorten opengaan. Ure der gloriel Ure des gevaars? Ach open gaan, als 't avond wordt, de bars. Geen Amsterdamse Joffer zo subtiel als 't lijden dat zijn vluchtigste penselen op de fluwelige gezichten zet en met de glimlach van een heilige signeert die door de Moren al dan niet gemarteld hun wreedheid zegent, en niet tegenspartelt. [pagina 79] [p. 79] Een stem Bij onze eerste ontmoeting was ik met Herman Beishuizen die ik voor jou in de steek liet. We gingen op weg naar je huis Want jij ontmoette Frans Deckwitz (die ik toen nog niet kende) met wie je een lang gesprek had en ik werd jaloers, kreeg buikpijn en zette het op een lopen waaibij je mij niet achtemakwam. Plus minus drie weken later vroeg je mij weer eens te dansen en informeerde terloops waarom ik hem toen gesmeerd was. Ik zei dat ik after all geen zin had om hij je te slapen waarop je lachte, en antwoordde dat het mij werkehjk sierde geen smoes te hebben verzonnen (over hoofd- of buikpijn). [pagina 80] [p. 80] Nutteloos voorstel Je kan een toon aanslaan in woord en geschrift waar een ieder van ophoort en wel wel mompelt tot iemand anders zijn ei weleens kwijt wil en iedereen ei ei roept. Wie aan de rekstok de reuzenzwaai heeft volbracht moest eigenlijk dadehjk naar terrein emigreren waar aardige dwergen bedaarde zwaaitjes maken aan rekstokjes van bv. lucifershoutjes vervaardigd. En niet omdat de ijverzucht van de mensen in vele gevallen hun hart en hun nieren vergiftigt en hen soms tot de bitterste overwegingen brengt. Ja toch omdat de ijverzucht van de mensen hen soms tot de bitterste overwegingen brengt en in vele gevallen hun hart en hun nieren vergiftigt. [pagina 81] [p. 81] Nacht De middag in een boek gebladerd totdat de avond was genaderd Ook deze vredig doorgebracht en nu is 't nacht. Nu roep een late hoer op straat tegen haar pooier Vuile schooier Lelijke platluis Nassibal en in het oosten daagt het al. [pagina 82] [p. 82] Bitter Eerst de verbittering der jeugd: geboren uit een wreed vermoeden heeft zij als doekje voor het bloeden de wrede schittering der jeugd. Dan de verbittering tout court als alle glansen zijn geweken als alle kansen zijn verkeken (en de vermoedens juist gebleken). Vorige Volgende