Tirade. Jaargang 9 (nrs. 97-108)(1965)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] [Gedichten] Naar Engeland varen Wij liepen langs de Amstel en wij kwamen bruggen tegen en ex hing een atmosfeer van zeer zware regen, zoals vaker hier. Maar vannacht steken wij over op een andere rivier, naar een land dat bij vlagen bestaat. Toen zei ze: ik weet waar je over praat, daar ben jij ik en ik ben jij voor een ogenblik en het gftat voorbij, nee, het is niet slecht, maar het is zo vlug, en hoe komen we terug en waar komen we terecht, hoe vinden we de oude wegen weer, hoe vinden we de Amstel en de regen weer. Vannacht steken wij over op een andere rivier, het water hoor ik met zijn lied, de veerman hoor ik met zijn bel, en ze zei: ik doe het niet, en ze deed het wel. W.A. Wilmink [pagina 22] [p. 22] Lied Ao. 1920 Wat het geweest is in die dagen met ons tweeën, kleineer het niet, gewezen lief, negeer het niet, 'k heb toen zo'n fijn vies lied voor je geschreven, weet je nog wel, een fijn vies lied. En op een morgen schreven we onze initialen in je hagelnieuwe houten bed, de duivel zelf die mag je komen halen, als je ook daar een streep door hebt gezet. Soms, in je straat, sta ik te kijken naar je ramen, dan is het licht of donker wat ik zie, en dan sta ik mij buiten af te vragen: wat zou ze doen, daarboven, en met wie? Die bakkerij, waar wij die gemberbolus zagen, is afgebroken, ik weet niet of je 't wist, zo wordt ook ons verleden ondergraven door werkvolk in de mist. Eens, voordat ik je beter leerde kennen, dacht ik: 't maakt haar gelukkig wat we doen, zoals je bij dat pleintje ineens ging rennen, wat een verdomd mooi meisje was je toen. Je had een appetijtelijk jochie aan me, ik constateer het met een vleugje chagrijn, zonder jouw zorgen en problemen, lieve dame, hadden wij goden kunnen zijn. W.A. Wilmink Vorige Volgende