die van het ene uiterste in het andere schiet of iemand die voortdurend zichzelf zit te compileren uit andermans studiemateriaal? Helemaal duidelijk wordt het niet, wel is duidelijk dat er iets heel ergs met hem aan de hand moet zijn. Daar gaat het maar om.
De ruimte tussen de veroordelingen dient te worden opgevuld met zoveel mogelijk détailkwesties, zo uitvoerig mogelijk behandeld. Dat is in de mode, het wekt een indruk van grondigheid en zakelijke kritiek, en bovenal is het de beste bescherming tegen ontmaskering. De détails mogen onbetekenend zijn zoals de Terbraakse kwatrijnen, ze mogen op verkeerde interpretatie berusten of zelfs helemaal niet bestaan, want wie zal dat voor een heel stuk gaan uitpluizen? Als ik bijvoorbeeld omstandig moet gaan uitleggen dat wat Ross zegt dat Gomperts zegt dat Ter Braak zegt dat Nietzsche zegt, fout is, ben ik onderweg allang in slaap gevallen, en de lezer nog iets eerder. Dat is dan nog maar één détailpunt. De koe moet bont genoemd worden, of liever nog gespikkeld, dan blijft er altijd iets hangen.
Ross heeft handigheid in het verkeerd begrijpen van zinnen, in het zich doof houden voor de toon en blind voor de kontekst, en in het opblazen van misverstanden met goedgespeelde verontwaardiging. Het goochelen met halve citaten gaat hem goed af. Als hij wil aantonen dat De Geheime Tuin aan elkaar hangt van de gemeenplaatsen, citeert hij de kwalificatie: ‘een interessant en veelal boeiend boek.’ De flaptekstentechniek als polemisch wapen. Volledig luidt de eerste zin van het betreffende stuk: ‘Een interessant en veelal boeiend boek is Bewegend Portret, de levensherinneringen van de nu 82-jarige journalist en literator Henri Wiessing.’ Een heldere inzet van een voortreffelijk artikel, waarin Wiessing, die merkwaardige mengvorm van communisme en ouderwets liberalisme, een fanaticus en toch een aardige man, genuanceerd wordt beschreven. Te genuanceerd voor Ross, die het ‘slordig gefrutsel’ vindt.
Een mooi voorbeeld van doelmatig verkeerd begrijpen geeft Ross als het over Couperus gaat. Gomperts heeft geschreven: ‘Couperus is erg ongelijk en men moet het uitnemende niet verbergen achter het vrijwel onleesbare, dat óók uit zijn vruchtbare pen is gevloeid.’ Ross citeert deze zin met de opmerking: ‘een stijlbloempje dat naar bigotterie riekt.’ Ik heb daar even op zitten staren voor het tot me doordrong dat Ross hier insinueerde dat Gomperts niet de Querido-barok bedoeld had, maar het werk dat een uitgesproken homoseksueel karakter draagt. Onnodig te zeggen dat het stuk van Gomperts geen aanleiding geeft tot die interpretatie.
Meer dan dit soort aanmerkingen kan Ross over de Geheime Tuin niet vinden, zodat hij er zelf iets bij moet bedenken. Het boek is een mislukking geworden, het is bijna niet besproken, zegt hij, en ‘het geringe succes kan men goeddeels verklaren uit het gebrek aan oorspronkelijke ideeën.’ Dat is wel niet waar, maar de meeste mensen lezen maar één krant en geen essaybun-