hair’ (1948), ‘M’ (1950), ‘Time without pity’ (1956), ‘The criminal’ of ‘Eva’ uit 1962. (Al deze films en nog enkele andere als The lawless, Stranger on the prowl, Chance Meeting zijn allemaal in Nederland op de normale wijze in roulatie geweest, maar bijna niemand schijnt ze gezien te hebben).
Voor 1948 had de toen veertigjarige Losey al een veelzijdige vorming en carrière achter de rug: een paar jaar medicijnenstudie, Harvard Graduate school of Arts and Science, op zijn twintigste toneelcriticus van NY-Times, de Saturday Review etc., een uitvoerige werkreis naar Europa en vanaf 1932 toneelregie, radio; The living Newspaper uit de New Deal periode en in 1939 zijn eerste documentaire korte film. In de oorlog allerlei werk voor het State department (radio, film, cabaret etc.). Daarna de enscenering van Brecht's ‘Galileo Galilei’. Vanaf 1948 speelfilms. Door opname van ‘Stranger on the prowl’ in Italië komt hij te laat om zich voor de Commissie van anti-amerikaanse activiteiten te verantwoorden en wordt met Dassin en zoveel anderen op de zwarte lijst geplaatst. Hij gaat naar Engeland, waar hij vanaf 1954 weer films maakt, aanvankelijk onder andere namen.
Pas bij ‘Chance Meeting’ uit 1959 is er sprake van een doorslaand succes, zodat Losey zijn carrière op iets normalere manier kan voortzetten.
Het jaar met Brecht beschouwt Losey begrijpelijkerwijs als enorm belangrijk, maar wie zich documenteert over hem komt er al gauw achter dat voor zijn theateropvatting Stanislavsky niet weinig minder betekent en dat zijn favoriete filmers de Duitse expressionisten zijn, met name Fritz Lang en Friedrich Murnau.
Voor het cerebrale en de hierdoor getekende sociale bewogenheid van Losey is Fritz Lang (Metropolis, Fury) als inspirator aan te wijzen, voor de gestileerde wijze van acteren, het speciale clair-obscur Murnau (Der letzte Mann, Sunrise). De vergissing die weleens gemaakt wordt en Losey beïnvloed laat zijn door Godard en Truffaut berust op een aantal hardnekkige misverstanden, waarvan er één is dat voor de Nouvelle Vague filmers niet hetzelfde geldt als voor Losey, waar het Lang en Murnau betreft. En passant vermeld ik dat de scenario's van de oude meesters literair gezien van weinig betekenis zijn, ook hun schaarse geluidsfilms.
Dialogen beperkt Losey tot een minimum; hij ‘vertelt’ heel weinig over de personages, ook over hun verleden, maar laat ze des te meer handelen, bewegen, steeds in een veelzeggende omgeving met honderd en een details. Zijn decors zijn altijd essentieel. Zelf vertelt hij van ‘The Servant’ dat het een verhaal over een huis is! Maar daar is dan de constructivist aan het woord, want ieder schilderij, iedere stoel van het huis is gekozen omdat ze de mens waar het object bij hoort zullen verduidelijken, zonder dat er meer dan een minimum aan verklarende tekst bij hoeft.
Losey gaat pas stileren als hij een maximum aan gegevens, symbolen, terzijdes, ideeën en effecten bijeen heeft. Ongetwijfeld mag men hem een manierist noemen, maar hopelijk is de dure tentoonstelling in het Rijksmuseum indertijd niet helemaal voor niets