Aan het aantal keren dat een bepaalde filmer opnieuw aan een kruisverhoor werd onderworpen kan men enigszins de voorkeur van de Cahiers voor bepaalde auteurs aflezen: Rossellini en Hitchcock (beiden 4 X), Renoir en Bresson (3 X).
De ‘politiek van de auteurs’ is een uitvinding van de Cahiers, niet zozeer een kwestie van ‘vent’ of ‘vorm’, maar van vent en vorm.
De term is voor het eerst gevallen in een artikel van Truffaut, in no. 31, januari 1954, het eerste nummer van de vierde jaargang. Het begin van dit stuk hekelt ‘Une certaine tendance du Cinéma français’, nl. de zogenaamde kwaliteitsfilm uit die jaren. Voor deze films, die ongetwijfeld ‘kwaliteiten’ hadden, die geschreven werden door routiniers als Pierre Bost en Jean Aurenche, geregisseerd door Autant-Lara, Christian Jacque, Delannoy etc. etc., had men ook een mooiere term gevonden: psychologisch realistische films. Vooral Bost en Aurenche moeten het bij Truffaut ontgelden; fel persoonlijk maar ook heel exact toont hij aan hoezeer deze tweederangsliteratoren door hun onbekwaamheid in het produceren van filmideeën psychologie van het jaar nul bedrijven en dat hun realisme neerkomt op een paar krachttermen en wijsheden van mislukte bourgeois. Regisseurs worden door Bost/ Aurenche beschouwd als illustratoren van hun scenario's, plaatjesmakers en daarin hebben ze nog vaak gelijk ook.
De auteur van een film, stelt Truffaut vervolgens, dient de metteur en scène te zijn. Tegenover Autant-Lara c.s. noemt hij als werkelijk waardevolle filmauteurs in Frankrijk: Renoir, Bresson, Cocteau, Becker, Gance, Ophüls, Tati en Leenhardt.
Dit artikel heeft de Cahiers zijn definitieve richting gegeven. Ongeveer tegelijk met Truffaut zijn een aantal jonge medewerkers bij het blad gekomen, onder wie Rivette, Godard, Chabrol, die niet alleen uitvoerig aandacht besteedden aan ‘hun’ auteurs, maar ze ook zelf aan het woord lieten komen. Behalve de interviews, kwamen er door de auteurs zelf geschreven bijdragen en werden gedeelten uit hun scenario's gepubliceerd. Dat daarnaast een gedeelte van de medewerkers aan de Cahiers zichzelf tot filmauteur ontwikkelde is bekend.
De combinatie van een kunst beoefenen en er over schrijven is normaal. Dat geldt ook voor film. Bijna alle Italiaanse regisseurs hebben kortere of langere tijd zich rekenschap gegeven van hun bezig-zijn-met film, terwijl bijv. in Engeland de Free-cinema beweging (Reisz, Anderson) mede voorbereid is in een filmblad.
Tot degenen die nooit een meter film gemaakt hebben, maar niettemin uitnemend in film kon denken en creatief ermee bezig zijn door erover te schrijven behoort André Bazin, één van de drie oprichters van de Cahiers. Aan deze bijzonder innemende man (helaas in 1958, veel te vroeg, overleden) dankt de Cahiers enorm veel. Truffaut c.s. dient men in de eerste plaats als zijn leerlingen te zien. Een aantal van zijn artikelen (ook die uit andere bladen dan de Cahiers) zijn in vier deeltjes van de reeks 7e Art gebun-