Tirade. Jaargang 8 (nrs. 85-96)(1964)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 358] [p. 358] Vier gedichten W.G. Klooster I Gesprek tussen twee bomen De eerste boom: hoor hoe ik spreek met mijn vogelstemmen en de wandelaar tussen zijn vingers een papieren bloem verfrommelt zie hoe mijn bloesems de avond dragen op hun vederlichte vingertoppen. De tweede boom: de schelp van goedkoop parelmoer klapt nog niet dicht de wind is gekomen en zwenkt zwaluwsgewijs langs de struiken het moet een einde zijn waarvan wij de berichten nog niet hebben vernomen. De eerste boom: zeker zal het weemoedig wenken van het gras de wandelaar ontroeren en hem nog niet naar de stad doen terugkeren hoor hoe ik nog spreek met mijn late vogelstemmen. [pagina 359] [p. 359] II Het mooie zegt hij is onana- lyseerbaar is wit te wonder-gaan. Graag pers ik hem mijn prisma door wit zijnd ondergaand mijn weergaas weerlicht. Zijn weerman meent: kring om de maan bij bedoel er omgeeft een ring de zon bij vertaal. Een valluik is hem mijn taalverbijzondering. III heer aangebrand wrijft zijn pootjes ozo en zo dan suist zijn fornuis vol bedoelens zuinig gezift hij braadt zich een fraaie drift voelt gevoelens. IV ik leef op je en mijn vingers en dichte wimpers vond je verstopt in je haren dat stond je mooi je hult me in een dunne kooi goed bewaren Vorige Volgende