werd ons verzocht daar melding van te maken. Men was benieuwd naar de hallucinaties die bij dergelijke proeven vaak optreden.
Om acht uur ging het licht uit. Het zou pas de volgende middag om drie uur weer aangaan.
Ik had me degelijk op de proef voorbereid. Ten eerste had ik de nacht ervoor niet geslapen, maar vrolijk met O., F., T., H. en B. in cafés doorgebracht. Zo kon ik nu mijn betaalde tijd nuttig besteden met slapen, en had ik bovendien mijn ontvankelijkheid voor hallucinaties vergroot. Kijk eens, dacht ik, of ik nu zeg of niet dat ik iets geks zie of hoor, dat doet er niet toe, maar ik weet toch zelf of ik het inderdaad zie of hoor, en dat is altijd prettig. Dan had ik nog een groot aantal dingen om te doen. Iedereen neuriet of humt wel eens een hele dag een bepaald zinnetje of liedje. Dat vind ik altijd zonde. Waarom op die manier niet een mooie dichtregel of een handige formule geleerd? Dus had ik een voorraadje nuttige regels en spreuken aangelegd, die ik in het donker zou kunnen hummen. Ook had ik in mijn zakken: zo'n spelletje met 15 blokjes met een open plaats, die je door schuiven op volgorde moet krijgen, een minuscuul groen aapje om de band met de geefster te onderhouden, een speelgoedmuis die ik door het donker wilde laten lopen, een ballpoint en papier om notities te maken. We kregen nog allemaal twee rolletjes zuurtjes en het licht ging uit.
Het was even stil. Toen hoorde men in een hoek slaapgeruis. Door roepen van namen, kwamen we er achter dat een kleine jongen, een Harry of Henry, in slaap was gevallen. Hij had kennelijk bij het diner een paar slaappillen genomen. Zijn regelmatig ademen werd ons in de komende uren een rots van vertrouwen, een oorsprong van ons coördinatensysteem. Er ontstond een algemeen gesprek. Iemand kende iemand, die iemand anders ook kende. Natuurlijk kwam de mijnramp in Langede ter sprake. Ik zei dat voor de zeven miljoen Dmark die daar waren uitgegeven zevenduizend Aziatische kindertjes van de wisse hongersnood gered hadden kunnen worden. Het gesprek daalde nu tot de Sint Nicolaasviering die we net een week achter de rug hadden, de voor- en nadelen van een lyceum waar vijf, en een meisje waar drie van de aanwezigen op waren geweest, kortom het verveelde me. Ik ging maar eens liggen. Ik viel in slaap, en wat nu volgt is een droom. Ik wil dat graag expliciet zeggen, want ik begrijp nooit waarom we wel altijd precies moeten weten wanneer een hoofdpersoon eet of loopt, maar dat het altijd vaag moet zijn of hij nu droomt of waakt. Ik droomde dus, en zal u weer waarschuwen, wanneer het weer afgelopen is, en het verhaal doorgaat.
Mijn droom had overigens weinig van een droom, het zou me niets verbazen als het in de toekomst zo zou gaan, als de KRO tenminste haar alleraardigste televisieprogramma ‘Kiekeboe’ voortzet. Dat is de nederlandse versie van het Amerikaanse Candid Camera, waar men een televisiecamara in een w.c.-pot aanbrengt en dan maar wacht. De KRO deed het fijnzinniger. Zo zag men