ben. Nu is Montherlant op dit laatste punt de werkelijkheid dichter genaderd: het is begrijpelijk dat een volwassen vader meer inhoud heeft dan een onvolwassen dochter.
In ‘La chaos et la nuit’ staan, als gewoonlijk bij Montherlant, paradestukken (b.v. de beschrijving van een bepaalde Parijse wijk), die zo in een bloemlezing van literaire virtuozen opgenomen kunnen worden. Er staan ook lege paradestukken in, waar de schrijver alleen maar deint op zijn eigen knorrigheid. Het boek bevat tenslotte een laatste hoofdstuk waar Montherland op volle kracht is, omdat daarin wordt uitgebeeld (niet beschreven) hoe een fanaticus tot onthechting komt: door de ontdekking van de betrekkelijkheid. Het is het enige gedeelte van het boek waar Montherlant lezersweerstanden wegvaagt, en dat is wat mij betreft te weinig om ‘Le chaos et la nuit’ tot een belangrijke roman te maken. Vroeger was Montherlant misschien een auteur die iets te zeggen had. Nu kan hij alleen nog maar vertellen.
Roger Vailland, schrijver van o.a. ‘La Loi’ heeft een bundel opstellen gepubliceerd onder de titel ‘Le regard froid’. Er staan onder meer beschouwingen in over de amateur, Casanova, de kardinaal de Bereis, de wreedheid, de strategie van de libertijn. Ze zijn in Frankrijk vrij koel ontvangen, en dat is niet verwonderlijk, want Vailland is een prikkelend (irriterend en stimulerend) persoon, op drie manieren non-nonformist: hij is marxist en pleegt stylistisch verraad jegens zijn medestrijders, die immers in zo'n logge werkelijkheid zijn opgesloten dat daarover slechts bericht kan worden op een moeizame wijze die sociologische waarheden uitstraalt. Vailland veroorlooft zich de luxe de stijl van rechts te schrijven: soepel, kernachtig en zonder jargon. Vailland is dus frivool.
Vailland is goddank ook non-conformist tegenover zichzelf. Anders dan van Duinkerken weerstaat hij de verleiding zijn eigen produktie te gaan herschrijven: hij voorziet zijn vroegere ik alleen van ironisch commentaar. Een voorbeeld: in 1950 schreef hij ‘Nous avons des tâches plus pressantas’. In 1962 komt daarbij ‘Lesquelles?’ Van een bepaalde zinsnede verklaart hij dat ze gehandhaafd moet blijven ‘Pour que la bonte m'en reste présente’ Vailland is tenslotte non-conformist tegenover zijn tijd. En dit laatste maakt ‘Le regard froid’ m.i. tot een vruchtbaar boek Vailland laat zien wat een 20e-eeuwer met de achttiende eeuw kan doen. Vailland heeft door deze confrontatie zijn psychische vrijheid veroverd. Zijn streven naar geluk (collectief en individueel) heeft niets van de ‘chasse au bonheur’, die negentiende eeuwse wanhoopsondememing, ook niets van de ‘science du bonheur’, het bedaarde leven met de kleine dingen; het is een ‘stratégie du bonheur’; Vailland ontwerpt een spelsituatie waarin hij ook zijn negatieve en extremistische neigingen kan verwerkelijken.