een minuut terug. Hij zette de wekker weer op het nachtkastje en liep om een versleten crapaud waarin een bol geel kussen lag naar zijn buro. Een echt buro was het eigenlijk niet, het was een schrijftafel. Hij herinnerde zich dat hij er vroeger thuis aan gezeten had om zijn postzegels in te plakken. Links stond dan een burolamp. De schaduw van zijn handen viel over de bladen van het postzegelalbum, soms maakte hij dierenfiguren op de muur, onder het schilderij van het strand bij Egmond, dat een oom van hem geschilderd had, A. van Nis. Zo stond het ook in de rechterbenedenhoek van het schilderij, in kleine zwarte schrijflettertjes: A. van Nis. Hij wist niet meer waar die A. voor stond: Arie, Adolf, Ab?
De staande klok, waarop een koperen naakte man stond, op een been balancerend, met een helm op zijn hoofd en vleugels aan zijn hielen, in zijn ene in de lucht gestrekte hand een brievenstandaard houdend, liep gelijk. Het was de oudste klok die hij bezat. Hij was nog ouder dan de rode wekker. Hij schoof de fruitschaal waarop een citroen lag (van onderen een beetje bruin wist hij) op zijn oude plaats terug, helemaal rechts op het buro, iets over het midden, een centimeter van de rand. De werksters van het tehuis die zijn kamer deden maakten altijd weer die fout. Een keer hadden ze de klok zelfs tegen de muur geschoven! Maar gelukkig had hij altijd gelegenheid het evenwicht weer te herstellen. Want dat was het, een evenwicht. Daar ging het om in je leven. ‘Il faut cultiver votre jardin,’ had een of andere franse schrijver eens gezegd, en zo was het. Pas wanneer het kleine, je onmiddellijke omgeving, in orde was kon je aan grotere dingen denken, kon je verder komen.
In de gang klonk een welluidende gongslag. De friese klok van het tehuis. Hij keek op zijn horloge. Twaalf minuten voor, gisteren tien. Hij trok een van de laden in de tafel uit en haalde een schoolschrift tevoorschijn dat hij op tafel legde. Het uurwerk van die klok was slecht, trouwens alle klokken in het tehuis waren slecht. De elektrische boven de deur van de konversatiezaal, die zogenaamd altijd gelijk liep. Hij sloeg bladzijde vijf van het schrift op. Vijf minuten voor, twee minuten voor, drie minuten voor, een minuut achter. Om over de klok in de eetzaal maar te zwijgen. Die stond