Hij hield een stok tastend voor zich uit. Ze namen beiden hun hoed af en de oude man sprak met een van verre komende, vilten stem. Mijn vader liep daarna snel en opgewonden verder. Ik rukte aan zijn arm. Wie was dat? Wie was dat? En hij zei zo eerbiedig als ik de oneerbiedige man niet kende: dat was een Geleerde.
Mijn eerste ontmoeting met Groningen was even irreëel als deze mythologie: het lustrum in 1929. De hele stad versierd, verlicht, en het transport uitsluitend in senaats-rijtuigen. De enige vaste grond, die ik die week onder de voeten kreeg was de bodem van het Paterswoldse meer, waar onze boot direct vastraakte zodat we naar de kant moeten lopen.
Nu ben ik geen toerist meer, maar inwoner, en het enige, dat me nog steeds aangenaam treft zijn de wonderlijke advertenties, over guste kalveren, beroemde hengsten, die gereed staan en partijtjes biels. En ook dat men in de stad nog koeien kan tegenkomen, zoals in India, en bijna even heilig, begeleid door onafhankelijk lopende mannen zonder boord en met een stok, onbelemmerd door enige verkeers-regel. De onverstoorbaarheid en onafhankelijkheid van de Groningers, roept een gevoel van ruimte op, dat hier ook is, zowel in het landschap als in de omgang. Want ook wonderlijke eenlingen en zonderlingen kunnen hier leven, het is hun gegund, er is ruimte voor.
En nu kan ik het ogenblik niet meer uitstellen om te spreken over datgen, wat men bij deze gelegenheid van mij verwacht, behalve het uitspreken van mijn dank. en dat is over de dichtkunst of de dichter. En dat vind ik niet gemakkelijk. Het officieel en publiek krijgen van een prijs voor een zo privé-bezigheid als het maken van gedichten wekt dezelfde plechtige en onwennige gevoelens op als trouwen voor de burgerlijke stand. Het is voor mensen die verliefd zijn en in elkaars nabijheid willen blijven ook vreemd om ineens geconfronteerd te worden met de maatschappelijke consequentie's daarvan. Er is niets tegen, er is zelfs alles voor te zeggen, iedereen doet het etc. Maar het heeft zo weinig te maken met het oorspronkelijke gevoel en het geeft ineens een soort domesticering aan het eerst wilde bestaan. En nu sta ik hier a.h.w. alleen te trouwen. - Nu schrijft een dichter natuurlijk wel alleen, maar niet alleen voor zichzelf, anders