is. Ook de zakelijke boeken, die over dit land zijn geschreven, konden niet een algemeen kader geven, waarbinnen alle aspecten van het Tibetaanse leven een afgewogen en afgerond geheel konden vormen. Tibet bleef voor mysteriezoekers, wijsheidlievenden en folkloreliefhebbers een zeer vage Rohrschach-test, die alle mogelijke projecties toeliet. Daarin is door La civilisation tibétaine van R.A. Stein (Paris, Dunod, 1962) verandering gekomen, een grondige verandering. Zonder de overige, niet talrijke Tibetologen tekort te doen, kan men vaststellen, dat Stein een van die reuzen is, die soms een vak in zijn geheel op poten zetten. Hoeveel er verder ook nog te doen valt, de serieus geïnteresseerden krijgen in dit boek voor het eerst een integraal beeld van Tibet, dat door een gelukkige combinatie van synchronische en diachronische aanpak aan een brede visie een diep historisch perspectief geeft.
In dit magistrale boek beschrijft de auteur de verschillende landschappen en klimaten, de verschillende bevolkingsgroepen en hun leefwijzen. De romantische voorstelling van het Land van de Sneeuw als een oord van zwervende yaknomaden corrigeert hij door sterk, zelfs iets te sterk de inderdaad niet geringe betekenis van de landbouw te accentueren. Hij geeft verder een uitstekend en zeer verhelderend overzicht van de Tibetaanse geschiedenis met zijn intriguerende en belissende overgang van het oude, gevreesde koninkrijk, dat gedurende enkele eeuwen een macht van internationale betekenis in Azië is geweest, naar de kerkstaat, waarin uiteindelijk de Geelmutsen met hun Dalai Lama's hun binnenlandse macht hebben weten te consolideren. Het is bizonder boeiend te zien, hoe onjuist onze cliché-voorstelling van een eenzaam en geïsoleerd bergland is geweest en hoe Tibet vooral in de beslissende eeuwen naar alle kanten heeft open gelegen voor invloeden van buiten. Om enkele kleine voorbeelden te noemen: de naam van koning Gesar is afgeleid van Kaisar-Caesar, onderdelen van het Tibetaanse Nieuwjaarsfeest zijn van oud-Perzische herkomst, het verhaal van koning Midas is in Tibet bekend, het Tibetaanse schrift komt uit India, een bepaalde stroming in het lamaïsme is ontstaan door de Chinese school, die in Japan later Zen-Boeddhisme heette. Stein beschrijft en analyseert verder uitermate deskundig gezin en maatschappij, de economische, sociale en politieke organisatievormen, waardoor een beeld van een beschaving ontstaat, dat voor veruit de meeste lezers zelfs niet in een verwijderd verband zal staan tot hun eigen voorstellingen.
Hetzelfde geldt voor zijn al even meesterlijke behandeling van de godsdienst, Tibet's nationale product, zoals Charles Bell haar noemde. Sterke verhalen en opgeloste levensraadsels ontbreken, maar wel ziet men een boeiend panorama van drie godsdiensten, waarvan er twee achter het boeddhistische lamaïsme schuilgaan, al blijven ze duidelijk zichtbaar. Kende men totnutoe alleen het lamaïsme en de Bon religie, die vooral in de koningstijd is ontstaan, Stein laat zien, hoe de resten van Tibet's oorspronkelijke godsdienst met zijn berggoden en zijn door paardenrennen, athle-