tot eenige min of meer kunstige Falklandjes, maar nooit langs dezen weg eenig diep inzicht openen in menschelijk of niet menschelijk mooi.
Nog iets: ik voor mij weet met volstrekte zekerheid, dat ik geen oogenblik mijn oordeel heb laten leiden door de wetenschap, dat Miss Duncan een Amerikaansche is. Integendeel, ik ben steeds zeer wantrouwend tegenover geimporteerde kunst en betreur voortdurend, dat zoo weinig goede Hollandsche stukken gespeeld worden. Des te meer te bejammeren acht ik het daarom, dat de heer Falkland zich bezig houdt met Falklandjes als dit.
In het algemeen acht ik het juister, de kunst naar zich zelf en naar de allerdiepste wetten van het menschelijk gemoed te beoordeelen en niet naar den toevalligen toestand van het Amsterdamsche publiek in 1905.
Mocht de heer Falkland dan nog tot de overtuiging komen, dat Miss Duncans kunst geen kunst is, maar kwakzalverij, dan zal hij velen een dienst doen, door dit op waardige wijze aan te toonen.
Thans heeft hij, behalve veel ander kwaad, ook dit gesticht, dat hij iemand, die niets liever wenscht dan in vrede te leven en zoomin lust heeft tot het schrijven van slechte, als talent tot het schrijven van goede stukjes, in de verzoeking heeft gebracht, aan het Handelsblad dit protest te zenden, waarvan hij met vrees en ellende de publikatie tegemoet ziet. En nog wel iemand, die hem graag mocht lijden.
Philosophos.