Tirade. Jaargang 6 (nrs. 61-72)(1962)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] Adriaan Morrien Vijf gedichten Gezin Blaren vallen: ik hoef mijn hand maar uit te steken en alles wordt ontbloot tot op de naakte stam. De schaamteloze lucht gedraagt zich als een schoot, bereid de wet der zwaartekracht te breken. Ik voel mij zweven en geboren worden in de dood. Mijn vader die mijn moeder van mij nam, nadat zij mij als onderpand had moeten geven, ontbladert, heeft geen raad met haar geweten. Ik word gedwongen in zijn naam te blijven leven. Het vruchtbeginsel is tot op de daad versleten. Schaambeen en ellepijp gaan eindelijk uit elkaar omdat voor hen in het skelet geen plaats meer is. Lege zaadbolsters ondersteunen het gemis: achter hun rug ontstaat mijn evenaar. [pagina 50] [p. 50] Onderwereld Als man ben ik een vrouw en daarom houd ik lesbisch van vrouwen, homosexueel door dubbele omkering van 't geijkt systeem der ruimte, slechts vermoedend wat er scheelt als ik een schoot ontbloot en toegang zoek tot ondergrond waar ik op eigen diepte stoot. 't Verhoogt de bittere voldoening van mijn bloed een zwangerschap te voelen aan de leegte van mijn buik die zich verdwaald weet in een man. Ik draag een moeder in mij die mij kwelt omdat zij koestert wat ik haar verwijten moet, waarvoor geen nieuwe wetten zijn gesteld. Zo wemel ik van bloedverwantschap met mijzelf, een groot gezin van lusten die ik vluchtig ken, maar onderhand ontdek als ik mij spelend meet met vrouwen die haar naaktheid als een kleed uitspreiden, niet verstrooid door wat een huid bedekt die zich begerig uit haar voegen strekt. [pagina 51] [p. 51] Waarschuwing Met wervelstormen in mijn bloed, een alfabet van meisjesnamen, moet ik wel onheil brengen aan jouw kust Je mag het mij niet kwalijk nemen. Ik kan toch mijn cyclonen niet eeuwig op oceanen laten zwerven om daar de liefdesdood te sterven zonder een inham in 't verschiet. Ik moet aan land gaan met mijn drift, vernielen wat mij dierbaar is. Mijn hemel duurt een korte tijd: ik moet mijn watermassa's kwijt. Ik teister jouw bewoonde kom met zondvloed en vernietiging. Het is mijn afscheid aan de zee, mijn weids rumoer rondom de dood. [pagina 52] [p. 52] Gevangenschap Jij hebt van mij het leeuwenaandeel genomen dat ternauwernood past in je schoot. Jij hebt de koning van de dieren gevangen omdat je hem niet langer woestijn en vrijheid wilde zijn. Jij gaf jezelf als prooi en lokaas voor zijn klauwen omdat je nooit zijn dorst naar wildernis en vrouwen zult stillen of vertrouwen. [pagina 53] [p. 53] De rivier Ik zag het lichaam van mijn moeder wegdrijven op het water der rivier. Het was de doodsrivier, de heidense, hoewel zij was gedoopt in haar zuidhollands dorp. De snelheid van het water was waanzinnig. Ik stond gevleugeld en genageld aan de oever en zelfs mijn kinderogen zagen in dat ik haar door mijn blikken liet verdwijnen. Ik kon niet roepen, kon geen hand uitsteken naar de dood om haar te laten weten dat ik haar zag: haar bleke trekken, gesloten ogen, donkere haar - ik kon niet wuiven. En zij vloog langs de stroomdraad: een prooi niet van het water en de golven, maar van mijn spiegelgladde blikken die zelfs niet trilden en haar bliksemsnel vervoerden. Vorige Volgende