Tirade. Jaargang 5 (nrs. 49-60)(1961)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 680] [p. 680] Gedichten door Adriaan Morriën Verandering Er is niets anders dan deze bomen, zo groen geduldig en gelukkig, dit gras, gemaaid en met zichzelf tevreden, waarop mijn zelfde voeten treden, en deze hoge lucht, met duizend ogen, die als een moeder naar mij kijkt, wier kind ik ben, op wie ik lijk, geborgen in haar verre zorgzaamheid. Er is niets anders - en gelukkig maar - dan dit in ogenblikken verdeelde en zelf ook ogenblikkelijke jaar, die stille stormvlaag van momenten waardoor ik in een glimlach of een zucht verander, met herinnering aan wie ik was voordat mijn voeten traden op het gras, voordat ik naar de bomen en de lucht het hoofd ophief en ik ze zag. [pagina 681] [p. 681] Handpalm Ik steek mijn vingers tussen jouw vingers tot een hand palm met gescheiden wortels omdat ik nog niet bij je borsten durf komen in 't beloofde land Omdat ik nog niet kussen uitzend om woning te bereiden en onderdak tot slaapkwartier voor al mijn tegenstrijdig vuur Omdat ik nog niet moe wil zijn en uitgebrand verzadigd als een slaper die zijn knie laat rusten aan jouw knie terwijl zijn hand zich losmaakt uit jouw hand [pagina 682] [p. 682] Het laatste zeilschip Het schip vaart door het midden van hemel en zee een navel aan een eindeloze streng Het raakt niet achter en het komt niet verder het laat de sterren om zijn mast bewegen het draait een kolk van water om zijn borst en stapelt hoogte op liefde Het is de tweeling van zichzelf de ongescheiden samenkomst van aandrift en ontvangenis omstreeks het middenrif Golftop en golfdal spelen mee en vissen putten uit hun overvloed voor de verwantschap van het bloed Het is een moeder die een vader houdt omvat en kinderen ontgroeien aan hun strijd nat van geboorte en gezag gemeten aan de ongewisse tijd Een volk van golven houdt de wind in toom de masten kraken onder de getilde last van droom en daad de vrucht wordt door het zaad verrast [pagina 683] [p. 683] Over de grenzen Het gras, de bomen en de hoge lucht maken mij tot een vreemdeling. Ik wandel in hun buitenland zonder verbinding met het land van oorsprong en bevestiging. Ik zie de vreemde zeden der natuur. Ik luister naar de taal waarin de wind zich met de bomen onderhoudt en die ik niet begrijpen kan. Mijn eigen taal is als een blad dat in mijn mond verdort. Ik zoek een moeder die mij als haar kind erkent, een vader die zich aangordt tot het vuur. Het gras beweegt alsof het ademhaalt. De hemel houdt het bos omprangd en overwint de stille tegenstand. [pagina 684] [p. 684] Zon en maan ik schonk haar vol met kinderen en vol met nieuw verdriet waarvan zij nog niet weten kon Zij ondervond het als een bruiloftslied dat wordt gezongen voor de zon De wind stak op, de hoge bomen bogen gereserveerd, de vogels zongen omdat de avond al begon te vallen als een sluier voor haar ogen Je bent te bloot, zei ik begaan Zij lachte zo zacht dat ik mijn oren moest spitsen om haar te horen geboren worden voor de maan [pagina 685] [p. 685] Verstandhouding Zij vroeg mij plaats te nemen in haar schoot Ik maakte 't mij gemakkelijk in haar rekte mij uit als iemand die geslapen heeft en daalde tot de bodem van haar romp Zij had zich voor mijn komst ontbloot betuigde mij haar diepere tevredenheid en zei mij dat ik haar was aangekondigd en opgedragen door haar hart Wij lagen innig in elkaar verward Ik nam haar beide borsten in beheer Zij stak mijn ogen in haar hoofd en voor mijn roede betoonde zij zich een ware moeder Ik was een vader voor haar schoot Ik liet het haar aan niets ontbreken en schonk haar bijstand leeftocht en vermaak in overvloed En zij betaalde mij ontroerd terug [pagina 686] [p. 686] Bezetting Ik ben te oud om te sterven ik heb mijn tijd voorbij laten gaan Eens floten er kogels door de straat ik heb mijn borst niet ontbloot Eens heerste er honger en ziekte ik bleef in bed om te eten Eens was het een last om te leven ik ben de dood ontweken Vorige Volgende