Tirade. Jaargang 5 (nrs. 49-60)(1961)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 659] [p. 659] Babij Jar door Jewgeni Jewtoesjenko Men heeft op Babij Jar geen monument geplaatst: Een steil ravijn, een graf van grove zoden. Mijn hart krimpt samen. En ik ben vandaag Al even oud als heel het volk der Joden. Ik voel mij - als in Israël geboren. En ik zwerf rond door het Egyptenland En sterf aan 't kruis genageld; voet en hand Vertonen tot vandaag de spijkersporen. Dan is het, of in mij Dreyfus verrijst Door 't burgerdom verraden en verguisd. Ik zit in het gevang. Het net sloeg dicht. Ik ben bespuwd, bezoedeld en belogen. En dametjes in Brussels kanten stroken Prikken gillend hun parasol in mijn gezicht. Een knaap in Bjelostók ben ik dan weer. En er stroomt bloed en bloed spat op de ramen, De helden van de kroeg gaan woest te keer, Naar wodka en naar uien stinkt hun adem. Vertrapt door laarzen, 'n hulpeloos hoopje mens, Smeek ik de beulen vruchteloos om erbarmen. En onder hoongelach: ‘Red Rusland! sla ze lens!’ Zie 'k hoe een gruttersknecht mijn moeder ranselt. [pagina 660] [p. 660] O Rusland, o mijn volk! In wezen zuiver Sta jij voor 't Internationale pal. Maar dikwijls hebben zij, wier handen vuil zijn, Jouw zuivre naam misbruikt voor hun gebral. Ik weet, hoe goed mijn land is en mijn volk. Hoe bitter dus dat juist antisemieten Zich schaamteloos en pralend tot de tolk Der ‘Unie aller Russen’ maken lieten! Dan denk ik weer - ik - dat is Anne Frank, Licht en doorzichtig als een bloesemtwijgje. En ik heb lief. En wil geen holle klank Van frasen. Ik wens oog in oog te kijken. Hoe weinig kan ik zien, hoe weinig ruiken! Voor ons bestaan geen luchten en geen struiken. Toch kunnen wij nog heel veel dingen delen: In 't donker hok elkander teder strelen. Wie stommelt daar? Vrees niet - het is het lisp'len Der lente zelf - die ons in groen omlijst. Kom bij me. Reik me snel je lippen. Trapt men de deur in? Neen, 't is kruiend ijs... Het onkruid ritselt boven Babij Jar. De bomen staan als rechters streng en star En alles schreeuwt onhoorbaar. - 't Hoofd ontbloot [pagina 661] [p. 661] Voel ik mijn haar vergrijzen tot de dood En word een gillen zonder klank of woord Opstijgend uit de grond van duizend graven En word de grijsaard die hier is vermoord En word het kind nog levend hier begraven. Geen vezel in mij kan dit ooit vergeten! Luid klinke over de aarde op het lied Dat eerst dàn ‘Internationaal’ mag heten, Als dood is al wat heet Antisemiet. Al stroomt in mij geen Joods bloed, Jodenhaat Treft mij al even fel en woest en niet te blussen, Alsof 'k als Jood hun woede op mij laad - En eerst dit maakt mij tot een zoon der Russen. Uit het Russisch vertaald door Charles B. Timmer. Vorige Volgende