Tirade. Jaargang 5 (nrs. 49-60)(1961)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 545] [p. 545] Gedichten door Adriaan Morriën Avond De hemel wordt donker als een moeder die zich verkleedt Zij bergt het daglicht in de kast en tast met nadenkende vingers naar rood en zwart En vogels nestelen in haar donker en dieren rusten aan haar schoot en zonen nu opnieuw geboren herkennen 't leven aan haar borsten en de geboorte aan haar dood Haar schouders zijn nog avondlicht haar hals haar malse hals is laatste naglans van de dag haar mond en ogen zijn de zee haar slapen zijn al nacht En langzaam luidt het om haar heen het water breekt als lucht en steen Vrede avond nacht louter zwart [pagina 546] [p. 546] De Trapdeur Eens dacht ik dat engelen zouden komen maar zij kwamen niet ik lag in het donker het rook er naar wasgoed en schoonmaak En toen de trapdeur openging rook ik de sigaar van mijn vader Eens dacht ik dat engelen zouden komen maar zij kwamen niet Ik hield mijn hand tussen mijn dijen het was er koud en eenzaam alsof het sneeuwde En toen de trapdeur openging hoorde ik mijn vader schreeuwen Eens dacht ik dat engelen zouden komen maar zij kwamen niet Ik droomde van de duivel van wening en knersing der tanden en wat dat kon zijn En toen de trapdeur openging kraakten de houten treden [pagina 547] [p. 547] Idioot Het denken heb ik afgeleerd, ik ben nu idioot. De moedertaal viel als een miskraam uit haar schoot. Het vaderland verschoof en hangt al in de lucht tussen de andere wolken, op zijn rug. Ik heb mijn vrouw vermoord, mijn kinderen onteerd. Ik deed het vriendelijk, ik heb hen niet bezeerd. Mijn vader en mijn moeder waren dood, het moest wel want wij werden veel te groot. Ik ben nu idioot. Als men mij groet toon ik de droge schering van mijn bloed, een poeder als op vlindervleugels blinkt maar dat bij nader inzien stinkt. Ik raak verstrooid en ik geef toe aan die verstooiing omdat ik het doe. Ik zoek mijzelf en vraag de wind: Wie is de vader van mijn kind? [pagina 548] [p. 548] Oorlog en vrede De oorlog had iets vredigs zoals ook de vrede op oorlog lijkt die niet wordt uitgestreden In Rotterdam wordt nog gevochten maar in Sloot gaat iemand aan een andere ziekte dood Terwijl een machteloze wordt gemarteld glimlacht de moeder tegen 't kind dat tegenspartelt als het gezoogd gewassen en gestreeld tussen de ouders wordt verdeeld [pagina 549] [p. 549] Godverdomme zoals het vroeger klonk als donder in een poort als ruimte hemelhoog wijd en zijd als diepte zwevende verstening als bloed in druppels de hand aan zichzelf geslagen als ziekte bewusteloos en nooit geroken geur bittere medicijn zoete spijs als dood en leven god verdom me zoals vroeger [pagina 550] [p. 550] Hygiëne Ik druk mijn linkerhelft tegen jouw rechterhelft zodat je goed beseft dat wij gescheiden zijn Als ik je kus neem ik mijn tong terug mijn lippen maak ik los uit hun betovering Mijn handen liggen al waar zij gevallen zijn mijn nagels zijn van mij ik vijl ze daaglijks bij Ik zoek wel in je schoot een doortocht naar de dood maar ik verlaat het graf en was mijn doodszweet af [pagina 551] [p. 551] Moeders en zonen voor Harry Wanneer de moeders eindelijk slapen verflauwt de onlust van de zonen. Zij leven op en wrijven zich de handen: de nacht is pas begonnen. Het uur van misdaden en dromen heeft reeds geslagen. De straten zijn vol levensgrote meisjes, ontvoeringen en drinkgelagen. De zoon verlaat het huis, treedt als een zon naar buiten in de sneeuw van het geluk, het liefdeloze barmhartige genot, het boze, niet het broze, maar 't harde en genadeloze. En hij is vrij, vrij om te sterven, zoals een wolf, een wees, een lied dat wordt gezongen voor de sterren. Maar moeders slapen niet. Vorige Volgende