‘De figuranten van de Opera,’ geeft Balletti haar ten antwoord, ‘kunnen evenveel als u.’
‘En hoeveel moet ik aan mijnheer Lani vragen, want ik kan toch onmogelijk een hoog salaris eisen.’
‘Helemaal niets. De figuranten van de opera worden niet betaald.’
‘Maar waar moet ik dan van leven?’
‘Maakt u zich daar maar geen zorgen over. Zoals u bent, vindt u meteen tien rijke heren, die u hun bescherming zullen aanbieden. U moet dan een goede keus doen. U zult zien, u zwemt nog in de diamanten.’
‘Aha, nu begrijp ik het. Men neemt me in dienst en dan word ik als maîtresse onderhouden.’
‘Dat is het. Dat is beter dan een toelage van vierhonderd francs, die u waarschijnlijk pas krijgt na alle mogelijke inspanningen.’
Toen keek ze mij aan, in de grootste verbazing, om te zien of dat allemaal wel ernstig gemeend was, of alleen maar een grap. Toen Balletti weg was gaf ik haar de verzekering dat dat werkelijk het beste was, wat ze kon doen, tenzij dat ze liever een schraal baantje als kamerjuffrouw bij een oude dame wilde hebben. Daar konden we dan wel voor zorgen. Ze zei me dat ze geen kamerjuffrouw wilde worden, al was het bij de koningin.
‘En figurante bij de Opera?’
‘Dat liever.’
‘Je lacht?’
‘Het is om je gek te lachen. Maîtresse van een adellijk heer, die me zal overladen met juwelen! Ik kies de oudste, die er is.’
‘Dat is slim, mijn lieve meisje. Maar je moet wel oppassen dat je hem niet met een ander bedriegt.’
‘Ik beloof u, dat ik hem trouw zal zijn. Hij zal voor mijn broer ook wel een baantje vinden.’
‘Dat zeker.’
‘Maar waar moet ik van leven zolang ik nog niet bij de opera ben, en nog geen oude minnaar heb?’
‘Daar zorg ik voor, en Balletti en al mijn vrienden en dat alleen maar om je mooie ogen en om er zeker van te zijn dat je verstandig leeft en om je gelukkig te maken. Geloof je dat?’
‘Ja, dat geloof ik. Ik zal alleen maar doen wat u me zegt. Als u maar altijd mijn vriend blijft.’
Toen we in Parijs aankwamen, was de nacht al gevallen. Ik liet het meisje in het hotel achter en ben met mijn vriend gaan souperen, die aan tafel zijn moeder overhaalde om met Lani te praten. Silvia zei, dat dat beter was, dan te proberen een armoedige toelage van de minitser van oorlog te krijgen. Verder kwam er een plan ter sprake, dat bij de raad van de opera in overweging genomen wordt nl. om alle plaatsen van figuranten en zangeressen in het koor van de Opera te verkopen. Men was zelfs van plan er een flinke prijs voor te vragen want zo'n hoge prijs zou de meisjes, die die plaatsen kochten, in achting doen stijgen. Dat plan ging ondanks alle zedeloosheid toch gepaard met een zekere mate van fatsoen. Want als het uitgevoerd werd, zou het in zekere zin bijdragen tot de herwaardering van een groep, die nog steeds door iedereen geminacht wordt.
Het is me in die tijd opgevallen dat er heel wat figuranten en zangeressen waren, die, hoewel lelijk en absoluut talentloos toch een gemakkelijk leventje leidden. Immers, een meisje bij de Opera moet, naar men zegt, uit hoofde van haar beroep afstand doen van wat het gewone volk fatsoen noemt, want wie kuis zou willen leven zou doodgaan van de honger. Maar als een pas aangenomen meisje zo handig is gedurende een maand haar kuisheid te bewaren, dan is ze zeker van haar succes want dan zijn heren, die die indrukwekkende kuisheid willen veroveren, de meest vooraanstaande. Een respectabel heer van adel is zeer gevleid dat zijn naam genoemd wordt als het meisje zich vertoont. Hij wil dan zelfs wel een paar trouweloosreden door de vingers zien, mits ze maar niet met handen vol uitgeeft, wat hij haar geeft, en als ze hem maar niet al te veel in opspraak brengt. De heimelijke minnaar kan daar niets op tegen hebben en trouwens, de man die het meisje onderhoudt gaat nooit bij haar souperen zonder haar dat van te voren te laten weten. De reden waarom alle franse heren van adel er zo belust op zijn een meisje van de Opera te onderhouden is, dat al die meisjes het bezit zijn van de koning in zijn kwaliteit van beheerder van zijn Koninklijke Muziek-academie.
Om elf uur kwam ik in het hotel terug en omdat ik de deur van de kamer bij mej. Vesian op een kier zag staan, ging ik naar binnen. Ze lag al in bed.
‘Ik zal opstaan, want ik wilde met u praten.’
‘Blijf toch in bed, je kunt zo ook met me praten. Bovendien ben je zo nog mooier.’
‘Dat vind ik aardig van u, om dat te zeggen.’
‘Wat wilde je me zeggen?’
‘Eigenlijk niets bijzonders, alleen wilde ik even over mijn toekomstig beroep praten. Ik zal de deugd gaan beoefenen om degene te vinden, die alleen op die deugd gesteld is als welkom obstakel tot de ondeugd.’
‘Goed zo. En geloof me als ik zeg, dat dat de houding is waar je het in het leven van moet hebben. We betrekken alles op ons zelf en iedereen is een tyran. Dat is de reden waarom de beste van de stervelingen de duldzame is. Ik ben blij te zien, dat je op weg bent filosofisch te worden.’
‘Hoe moet je dat worden?’
‘Door te denken.’
‘Hoelang?’
‘Je hele leven.’
‘Komt er nooit een eind aan?’
‘Nooit. Maar je krijgt wat mogelijk is om te verkrijgen en je zult zoveel geluk ondervinden, als waartoe je instaat bent.’
‘En dat geluk, waar bestaat dat uit, hoe voel je dat?’
‘Het geluk is voelbaar in alle genietingen, die de philosoof zich verschaft en omdat hij zich bewust is dat hij die genietingen verworven heeft door zijn eigen inzicht en omdat hij alle vooroordelen met voeten treedt.’
‘Maar wat is genot en wat is vooroordeel?’
‘Het genot bestaat uit het reële genot door middel van de zintuigen. Het betekent een volledige bevrediging, die men zijn zintuigen schenkt in alles waarnaar ze streven. En als de uitgeputte of vermoeide zinnen willen rusten om bij te komen of om nieuwe krachten te verzamelen dan zorgt de verbeeldingskracht voor het genot. Deze overweegt met zelfbehagen het geluk, dat de rust haar verschaft. En nu is de philosoof degeen die zich geen enkel genot ontzegt, dat niet ten koste gaat van een smart, die het genot overtreft en hij is de man, die genot weet te creëren.’