Tirade. Jaargang 4 (nrs. 37-48)(1960)– [tijdschrift] Tirade– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Twee gedichten door Bill Kroekon I een gedicht - a poem - muziek moest het zijn een urendans een sirisch alfabeth voor poezen een tapijt dat het leven versiert het moest de eerste boodschap zijn voor 't volk van de grote Kalief - een hoogmis voor plechtige momenten of voor de zeventiende jaardag van de prins een opgedragen statuette - het feest van de kleine Cupido het moest ‘o’ en een lied zijn moest elegisch het gezicht zijn van 't op te roepen beeld der geliefde een mozarteum van vrolijkheid en vruchtbare draken een ballet van dankgewassen een capriccio voor hen die liefhebben en minnaars zijn van aarde en adem een gazon van klaarheid een wijnkelder van koelte - een kleinood van goud om in de hand te leggen om aan de hand te doen een zuiver meisje een peluw - op fluwelen voeten een nymph een op de keper beschouwde cassette van dank: een poetspoes van pleizier II luister mijn vriend wij zullen de wereld een schoongewassen gezicht een goede opdoffer geven wij zullen haar met stof en aarde bedekken en haar adem zal zijn de met pek en kleefstof bekelde en haar neusgaten negen de van etter en kwartsdamp doorstroomde en wij - vreeslik zullen we uitlachen die hun lux-toiletzeep-gelaat om de hoeken van deuren doen dagen minachten zullen wij hen want wij zullen wel weten wat wol van aarde wat stof van de adem betekent het is geen perkamenten brief en geen Liefde het is een opgerolde strook aarde binnen het voorhoofd een rietje waar de dichter op kauwt en op fluit een kwispeldier met trompettende poten het is een overkokende retort van bravour en verdriet een viese diender die is de dikke pupil van zijn meester een afgelopen muziekdoos - met jong vlees in de borst een hoestende vinger hoe onrein maar zeer zuiver zijn de spinnen hierin en hoe honds hoe niet principieel zijn hierbij dartlend de kammen en wie weet zijn de kolonnes klassieken jaloers in hun prachtige graf op ons toeten en blazen wie weet willen de lang gevleugelde vogels met slikkende ogen met snuivende tronies graag weer op deze stupide deze zo viese maar levige aarde neerdalen - en wij mijn vriend hebben stof en adem tot juichens. Vorige Volgende