fixeerde termen en aldus een slachtoffer wordt van datgene, wat hij wil bestrijden.
I. Welke mogelijkheden ziet u om de logische taalstructuur te doorbreken, met behoud van helderheid?
W. In mijn nieuwe roman ‘Halbzeit’ heb ik een paar pogingen ondernomen. Maar voorwaarde bij mij is, dat ik begrijpelijk blijf voor de lezer. Proza moet dwingend zijn. Ik vind, dat de traditionele grammaticale regels de toegang tot de werkelijkheid belemmeren.
De traditionele syntaktische regels dwingen je tot weergave van de starre werkelijkheid.
I. Een dieper doordringen tot de werkelijkheid vereist dus een doorbreking van de traditionele syntaktische regels?
W. Ja, mits met behoud van de helderheid en verstaanbaarheid.
I. In de moderne natuurwetenschap is die methode een groot succes gebleken. Daar de traditionele taal te kort schoot heeft men met behulp van nieuwe syntaktische en semantische regels taalconstructies opgesteld die een betere benadering van de werkelijkheid mogelijk maakten. Voor mijn gevoel loopt uw streven daarmee parallel.
W. Dat is volkomen juist. Ik had er op het ogenblik niet aan gedacht, maar die parallel is er zeker. Alleen creëer ik geen nieuwe symbolen. Eerste vereiste voor mij blijft, zoals ik al zei, dat ik ondanks een verfijnde communicatie begrijpelijk blijf voor de lezer.
I. Waardoor bereikt u dan die verfijning, als dat niet gepaard gaat met semantische vernieuwing?
W. Door het ritme. Taal moet in ritme veranderen. Ik heb in mijn nieuwe roman passages geprobeerd, die uitsluitend geschreven zijn op een dwingend ritme. Daaronder versta ik een ritme, dat de lezer niet loslaat, de lezer mag a.h.w. niet uit de zin vallen. Hij moet mee terwille van het begrip, van een beter begrip. Het is een soort muziek. Ik vind het schrijven van een roman fijn, omdat ik steeds op verschillende manieren dergelijke muziek kan maken. Maar ik doe dat niet de hele roman door. Hoewel het gewone navertellen een kwelling is. Maar er is nog een andere manier dan deze ritmische overdraging van een ervaren werkelijkheid. Die manier heb ik ook geprobeerd. Het naast elkaar plaatsen van essenties. Een soort comprimering. Ook bij deze methode wordt de traditionele logische wijze van navertellen doorbroken. Het komt er eigenlijk op neer dat men een paar nuances combineert, die het wezen van de zaak treffen.
Bij Proust bijv. vind je beschreven een avondgezelschap bij een zeker iemand, de naam is me op het ogenblik ontschoten. Dat gezelschap wordt beschreven op 280 bladzijden. Ik heb ook zo'n bezoekavond verteld, maar op 1 ½ bladzijde. Ik zal ze u straks voorlezen, dan moet u maar eens zeggen wat u ervan vindt. Dat zijn dus de twee methoden, die ik in de roman zou willen toepassen, en die ik in mijn nieuwe roman ook hier en daar toegepast heb, de ritmische en de comprimeringsmethode. Want ik wil tenslotte ontkomen aan het gewone navertellen.
I. Zonder tot een anti-intellectualistisch surrealisme te vervallen?
W. Mijn methode heeft niets met anti-intellectualisme te maken. Integendeel zou ik zeggen. De begripsmatige helderheid staat bij mij voorop. Ik streef juist naar een grotere helderheid. Mijn proza is mijn instrument, waarmee ik mijn ervaringen zo duidelijk mogelijk tracht over te brengen.
I. Bent u zich bewust van een bepaald levensbeschouwelijk standpunt?
W. Aha! De ideologie. Laat ik iets zeggen over de titel van mijn nieuwe roman, want die titel is tenslotte het gevolg van een standpunt t.a.v. de tijd waarin we leven. Die roman heb ik genoemd ‘Halbzeit’. Men spreekt van een ‘demimonde’. Zo spreek ik van een ‘demi-Zeit’. En daarmee bedoel ik, dat de mensen slechts de helft van de tijd leven, of liever nog, een halve tijd leven, tenminste als ze zo leven als bij ons. Ik kan de mensen alleen maar van hieruit beoordelen. Ik wil dus niet generaliseren. Vanuit een ander land gezien, zou ik misschien tot een andere conclusie komen, hoewel dat niet zeker is. Maar het is best mogelijk, dat alleen hier de mensen een halve tijd leven.
I. En wat verstaat u onder dat halftijdse leven?
W. Een leven dat bestaat uit gereduceerde herinneringen. Elk bewustzijn is aan het gevaar onderhevig, dat alleen de zwart-wit blokken overblijven. Ik zie, dat de fijnzinnigste mensen in fixaties verstarren. Als de mens gevuld is met zulke plakkaatzinnen dan is zijn tijd de helft. Zijn intensiteit, zijn ervaringsmogelijkheden, zijn bewustzijnsdifferentiaties zijn gehalveerd. Voor zulk een mens is zijn buurman alleen maar een man met een rode neus.
I. En de oorzaken van een dergelijke verstarring?
W. Een van de oorzaken is de overprikkeldheid van de huidige mens en het te veel aan indrukken, die hij in de huidige samenleving ondergaat. De mens wordt bot, gevoelloos. Hij raakt in een soort verdoving. Ik geloof wel, dat de