Sedert jaren omhels ik de opvatting, dat niet Amerika, maar veeleer Engeland het land is van de onbegrensde mogelijkheden. Ik heb deze mening bevestigd gezien bij de behandeling van het zoveelste voorstel - ditmaal van het Noordlondense Labourparlementslid Mr. Kenneth Robinson - om de wet gewijzigd te krijgen die homosexuele handelingen tussen volwassenen, zelfs met onderling goedvinden en in privee ruimte aangegaan, strafbaar stelt met een maximum van levenslang. De strijd om deze zaak duurt nu al een jaar of vijf, een door het parlement benoemde, zeer kundige werkgroep stelde het welbekende Wolfenden Report samen, dat uitdrukkelijk, om praktische zowel als morele redenen, de strafbaarheid van homoseksuele handelingen tussen volwassenen opgeheven wil zien, maar het gezond verstand blijkt nog steeds onmachtig de overhand te verkrijgen. Men kan zich van de waarlijk angstwekkende domheid, door de meeste sprekers in de parlementszitting ten toon gespreid, nauwlijks een overdreven voorstelling maken. Visioenen van een homoseksuele staat in de staat - ‘geen man zal meer veilig zijn’ - met grote eloquentie onder woorden gebracht, waren geen uitzondering. Het voorstel werd met 213 tegen 99 stemmen verworpen, waarbij het interessant is te weten, dat 20 Tories voor, en 40 Labour-afgevaardigden tegen stemden - dit laatste ter voorlichting van hen, die socialisme met zedelijke vooruitgang wensen te identificeren. Zo zal de wet voorlopig wel blijven zoals ze is, alle argumenten ten spijt (negen van elke tien gevallen van afpersing en ongeveer de helft van alle zelfmoorden in dit land op homoseksualiteit betrekking hebbend). Een vergelijking van de eigen wetgeving met die in Nederland en Scandinavië, zowel als van de feitelijke toestand in de respektieve landen, is nimmer ernstig overwogen. Een naar zeer bescheiden schatting 250.000 bedragend, maar zeer wel mogelijk een half millioen omvattend aantal mannen - de wet bemoeit zich,
zot genoeg, in het geheel niet met vrouwen - zal gedwongen blijven als misdadiger te leven. Samenwonende, niemand aanstoot gevende mannen kunnen bij aanbrenging gemakkelijk een vonnis van een half jaar verwachten, zoals nog kortelings door een rechter werd opgelegd.
Volwassen homoseksualiteit moge op een infantiele fixatie berusten - een standpunt overigens dat ik meer en meer in twijfel begin te trekken - ik zou wel eens willen weten, in welke fixatie de panische angst ervoor zijn wortel vindt.
Dit alles wordt slechts onbegrijpelijker, als men de voor een gemiddelde Nederlander moeilijk te verwerken openhartigheid beschouwt, waarmee zaken als geboorteregeling en bestrijding van geslachtsziekten in krant, radio en zelfs televisie worden behandeld. (Nog kort geleden gaf de BBC-televisie een uitzending over venerische ziekten te zien, waarin verwaarloosde gevallen van syphilis en gonorrhoe sprekend voor de camera werden ingevoerd, en in elke publieke waterplaats hangen een of meer borden met een lijst van ziekenhuizen waar men, zonder bemiddeling van enige huisdokter, kosteloze en geheime behandeling kan verkrijgen.)
*
De verdeeldheid van de Labour-stemmen in deze kwestie (half om half) is misschien niet meer dan een weerspiegeling van de verdeeldheid in het algemeen, die deze partij sedert jaren teistert. Het is nu wel duidelijk, dat het Engelse socialisme stil is blijven staan. Nog steeds gelooft een meerderheid in een alleszaligmakende nationalisatie, al lopen de meningen over hoe ver men zou moeten gaan, uiteen. Dat de bouw van voldoende goedkope en deugdelijke woningen, de garantie van een menselijk minimum-bestaan voor iedereen, en een uit hoge belastingen te bekostigen subsidie op de elementaire voedingsmiddelen heel wat belangrijker zaken zijn dan nationalisatie om haarszelfs wil en het steunen van de even gewetenloze als domme strijd van enige machtige vakbonden om loonsverhoging, het is een besef dat in Labour-kringen weinig of geen bewoording vindt. Het is een partij geworden van een fictief proletariaat, welks veroveringszucht eigen zowel als algemene belangen bedreigt.
Niet beter is het gesteld met het inzicht in de vraagstukken der buitenlandse politiek. Dissidente prominenten der partij, zoals de halfgare Ziliacus, publiceren in liberale dagbladen pacifistische anti-Nato artikelen, die men een vegetarische oude vrijster niet kwalijk zou kunnen nemen, maar die iemand het huilen nader dan het lachen brengen. Een romantische vertedering voor de Russische revolutie, een onverwoestbaar geloof in de ‘heftige tegenstellingen in het Kremlin’, een volledige blindheid voor het immorele, want volstrekt opportunisme, gangsterachtige karakter van het moderne communisme, en een onvruchtbaar anti-Amerikanisme, deze elementen vormen de instelling, feitelijk geformuleerd of slechts gevoelsmatig ervaren, van brede gelederen in de partij. De komende vakbondskongressen zullen geen breuk tussen de atoomdefaitisten enerzijds en de Nato-loyalisten met gezond verstand anderzijds teweegbrengen: schitterende moties, laf als havermout, zullen alles laten zoals het was. Een Nederlandse socialist zou in Engeland slechts op de Tories kunnen stemmen, tot deze bittere konklusie moet ik komen.
Londen, juli 1960