gens mij geeft dat de juiste verhouding weer, omdat ze precies beantwoordt aan de ongelijke verhouding van krachten in de moderne geestesgeschiedenis.
Met het Christendom ben ik zelf trouwens ook bezig. Ik werk momenteel aan een kritisch onderzoek van de kerkgeschiedenis, waarbij ik speciaal de ontstaansgeschiedenis van het Christendom belicht. Ik zie nu het publiek al op zijn achterste poten staan. Ze zullen wel schuimbekken, denk ik. Of ze zullen proberen me dood te zwijgen. Misschien komt er ook nog iets anders tussen. Je weet tenslotte nooit.
I. Wanneer komt het uit, tenminste als er geen kink in de kabel komt?
D. Volgend jaar.
I. Ik zal het lezen en dan kunnen we daar later nog eens over praten. Ik wilde u nu iets anders vragen. Vindt u dat een schrijver een bepaald standpunt moet innemen. Een keuze moet doen? Of anders gezegd, bent u zich bewust, waarom u schrijft?
D. Waarom ik schrijf? Tja, dat weet ik eigenlijk niet. Ik kan daar geen overtuigend antwoord op geven. Ik heb altijd geschreven. En ik zou waarachtig niet weten, tenminste op de lange duur, wat ik liever zou doen. Maar ik schrijf uitsluitend, tenminste verhalende literatuur, als ik er toe gedreven word. Misschien is er toch een reden. Ik schrijf omdat ik mij eenzaam voel, uit vrees voor de ondergang, uit angst, dat ik niets achterlaat.
I. Wat wilt u achterlaten? Een monument duurzamer dan brons?
D. Nee, nee, dat ook niet. Want eigenlijk begin ik langzamerhand in te zien, dat bewezen liefde en goedheid belangrijker zijn, dan een stapel bedrukt papier. Ik schrijf om mijzelf te bevrijden. Om mijzelf te ontdekken. U ziet wel ik weet het niet.
I. Laten we zeggen u schrijft, omdat u het prettig vindt, vooral omdat dat bij u gepaard gaat met een bevrijding van grote innerlijke spanningen. Dus in de schrijver als opvoeder ziet u niets. Het engagement is u een gruwel?
D. Nee, nee, opvoeder zou ik niet willen zijn. Ik zei u al in het begin, ik denk helemaal niet aan een publiek, dat mijn boek eventueel leest. Ik ben steeds weer in verlegenheid, als, wat vrij vaak voorkomt, jonge mensen bij me komen, die zweren bij mijn boeken. Ik schrijf, als verteller, in de eerste plaats voor mezelf. Ik zou ook schrijven, als niemand mijn boeken zou lezen, of als ik helemaal niet kon publiceren. Ik druk me alleen maar uit, en als datgene, wat ik zo oprecht en zo goed mogelijk uitdruk een ander interesseert, is dat zijn zaak. Opvoeden, nee, dat is mijn taak niet. Opvoeders hebben we genoeg. In Duitsland worden de opvoeders door Nazis opgevoed, als de staat bruin is, door gelovige Christenen, als de staat zwart is en door communisten, als hij rood wordt. En vergeet u dat niet, het zijn steeds dezelfde opvoeders. En ze doen het blijkbaar zonder al te veel last van hun geweten te hebben. Misschien is het elders ongeveer hetzelfde, of precies zo. Hier is het in ieder geval een feit.
I. Maar dat lijkt me allemaal juist een reden om wel een standpunt in te nemen. Misschien is het begrip opvoeden hier in Duitsland zo gecompromitteerd door de kwalijke rol die leraren, geestelijken en rechters in de Duitse geschiedenis gespeeld hebben.
D. Dat is mogelijk. Het is natuurlijk wel zo dat de schrijver vormend kan werken, niet zozeer door wat hij zegt als wel door de onbevooroordeelde manier waarop hij los van standaardmeningen zichzelf tracht te ontdekken. Wil een schrijver dus opvoedend werken, dan is het noodzakelijk dat hij door zijn werkzaamheid de vrijheid van denken, voelen en spreken manifesteert. Ja, u hebt wel gelijk. Ik geloof toch wel, dat veel, wat ik als mens door mijn werk vertegenwoordig, de mens menselijker zou kunnen maken tenminste, als hij ook luisterde naar wat er gezegd werd en dat aan zou nemen of verwerken. Maar dat zullen altijd maar enkelingen zijn. Voor de massa's werken de grote geloofsmachinerieën. En dus zal het wel doorgaan met oorlogen en wreedheden, met honger en uitplundering, met gehuichel en leugens. Ik ben tenminste pessimistisch. Volgens mij is de toestand zo hopeloos, dat we blij mogen zijn, dat het leven überhaupt nog door gaat.
I. Bent u zichzelf de gevolgen van Hitlertijd en oorlog op de vorming van uw persoonlijkheid bewust?
D. In zoverre, dat ik misschien beter de gevaren en symptomen van nationalisme, militairisme en dictatuur onderken. Ik ben in de Hitlertijd opgegroeid. Op school werd ik nationaalsocialistisch opgevoed. Als kleine jongen heb ik inderdaad een tijd aan de uitverkorenheid van ons volk geloofd. Maar tegenwoordig voel ik me meer verwant met de eerste de beste ontwikkelde neger dan met de een of andere Duitse sportdebiel. Het kan me weinig schelen wat iemand is, Chinees, Jood, Amerikaan of Rus, als hij maar menselijke kwaliteiten heeft. Tegenwoordig vraag ik me wel eens af, of ik, als ik ouder ge-