Grote principiële verklaringen moet ge overigens niet van mij verwachten hè - ik zeg dat maar omdat er veel mensen zijn in de literatuur, die zich verplicht voelen van, ik zal niet zeggen zich te justifiëren, maar toch daar zo'n grootse allure aan te geven: dat ze dit doel of dat doel nastreven, en dat ze met die en die problemen gekweld zitten, enzovoort. Dat heb ik niet. Trouwens als ge de zaken met ironie en met humor bekijkt, zijn die problemen maar altijd, ja, bijkomend. Een kwestie van principe, och.
Het gaat er mij om met de dingen te lachen hè, of tenminste er zo weinig mogelijk om te treuren en om er geen gewetensproblemen van te maken.
I. En opstandig te blijven?
M. Ja natuurlijk. Ge moet een dosis opstandigheid in u hebben anders aanvaardt ge alles. Ik geloof dat de mens bestendig opstandig moet blijven. Desnoods tegen alles. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat ge u niet onderwerpt aan de discipline en aan de -.
I. In uw gedichten zit inderdaad een grote weerbarstigheid. Is dat de weerspiegeling van hun moeilijke ontstaan?
M. Omwerken heb ik niet veel gedaan. Als ik iets gemaakt heb en het beviel me niet, dan is dat de scheurmand ingegaan. Wat overgebleven is, is gepubliceerd, en nog wel door mijn vrienden, niet door mijzelf, ik zou me de moeite niet genomen hebben. Trouwens, die vrienden hebben al die kopij voor mij vergaderd, ik bezat ze zelf niet. Zonder Raimond Herreman en Maurice Roelants zou er nooit iets van gekomen zijn. Dan was ik zo'n onbekende knul gebleven. Nou, er zou dan weinig aan verloren geweest zijn.
Nu nog word ik van die vrienden op de tenen getrapt dat ik te weinig schrijf; maar dat komt er niet gemakkelijk van. Er is niets gemakkelijker dan uitstellen. Je zegt, ik doe het morgen of overmorgen, of, nee het is nog niet klaar, of je zegt, nog een beetje laten rijpen, en dan gebeurt het natuurlijk dat er niks meer van terechtkomt. Ik geloof niet dat het me nog ligt om gedichten te concipiëren. Nee, een autobiografie zal het eerder wezen.
Ik slaap ook tamelijk lang, om met de morgen te beginnen, en dan heb ik het een en ander uit te richten in de huishouding of in de tuin, en dan draait het snel rond de middag, en dan doe ik een dutje. Na dat dutje gebeurt het dat ik zo eens verplicht een artikel moet maken, en dan neem ik mij voor 's avonds nog iets te schrijven dat geen verplichten arbeid is alzo, maar dan komt het er gewoonlijk niet van hè; want na het avondmaal kan ik niet veel meer uitrichten, zelfs lezen gaat niet goed meer. Het is geen indutten, maar misschien onnozel zitten toekijken, tzij naar de T.V. of iets anders.
I. Dat is toch jammer.
M. Nou, dat komt wel eens terug.
I. Ik hoop het.
M. (lachend) Ik hoop het zelf ook. De band is zeker al vol?
I. Nog lang niet.
M. Ge kunt misschien nog een andere literator onderweg interviewen. Dat moeten dan wel mensen zijn die dat gaarne doen natuurlijk, die principiële verklaringen afleggen en toekomstplannen ontvouwen...
I. Wat vindt u van de T.V.?
M. Ik ben het slachtoffer van de moderne techniek lijk iedereen. Tot nu toe heb ik me kunnen houden van de auto bijvoorbeeld, die ook een van de erge kwalen is van onze tijd. Ik maak er natuurlijk dankbaar gebruik van als het een chauffeur is die meevalt. (Lachend kijkt hij in de richting van mevrouw Van Oorschot, die ook aanwezig is.) Maar wat de T.V. betreft, ik heb dat aangegaan, omdat er avonden zijn, waarop het u verveelt te lezen of gelijk wat te doen. 't Is dikwerf vervelender dan zomaar op de stoel te zitten, maar afijn, ge moet toch iets doen met uw tijd.
I. Wat vindt u van Hugo Claus? Daar heeft u misschien iets van gelezen of gezien?
M. Gelezen is veel gezegd. En gezien ook niet. Ik moet zeggen, ik ben niet goed op de hoogte van de vlaams-nederlandse literatuur. Daar weet ik weinig of niets van af.
I. Louis-Paul Boon?
M. Ah, ik heb vooral genoten van zijn eerste boek, De Voorstad Groeit. Ik zal niet zeggen dat ik alles van hem gelezen heb, maar dat was een revelatie, en heeft grote indruk op mij gemaakt. Het was iets volkomen nieuws in de vlaamse literatuur. En hij is natuurlijk voortgegaan in dat genre, Louis, hij is een produktief auteur.
I. Soms àl te produktief?
M. Ja ja, dat geloof ik van alle mensen die veel schrijven. Mensen die weinig produceren kunnen natuurlijk ook té weinig maken, maar de afzetmogelijkheden bij ons zijn zo gering; als iedereen zich nu aan het schrijven gaat zetten die al eens geschreven heeft, en zonder einde ieder jaar twee drie boeken maakt, ja, er is niemand die dat nog bij kan houden. En dan spreek ik nog niet eens van de experimentele poëten