Theater
Goede en slechte aanstellerij
Hamlet en Dom Juan
‘Doe toch gewoon’ is een slechte raad aan een toneelspeler. Ieder toneelstuk vertoont maar een oppervlakkige gelijkenis met mogelijke belevenissen van de toeschouwer, ongeacht de vraag of die toeschouwer koning is of bedelaar, 17e eeuwer of 20ste eeuwer. Hoe groter de afstand is tussen de toneelsituatie en de werkelijkheid, kan men met enige overdrijving zeggen, hoe meer kansen de schrijver zich heeft geschapen op het maken van een goed stuk. Geloofwaardigheid mag, bij de beoordeling van het spel, niet een criterium zijn dat verwijst naar eigen ondervindingen buiten de schouwburg. De enige geloofwaardigheid, die een acteur dient na te streven, is te vinden in het unieke, onbestaanbare personage waaraan hij enkele uren een zintuiglijk waarneembare vorm moet geven, in het vreemdsoortige gedoe op de planken. De speler moet zich met volle overgave aanstellen, anders zijn dan wie ook in zijn daglicht-omgeving, niet terwille van de tribune, maar terwille van het stuk.
Dom Juan van Molière en Hamlet van Shakespeare hebben met stukken van Becket en Ionesco gemeen, dat de gebeurtenissen op het toneel de toeschouwer weinig gelegenheid bieden tot vereenzelving, tot het funeste ‘vergeten dat het maar toneel is.’ Klassieke stukken hebben het voordeel dat zij klassiek zijn, dat wil zeggen uit de tijd, onwaarschijnlijk, wat de uiterlijke omstandigheden en de woorden betreft, die het dramatisch verloop begeleiden en mede tot uitdrukking brengen. De functies, die de geest van de commandeur en de geest van Hamlet's vader in deze twee stukken vervullen, zijn hier voor de hand liggende voorbeelden (hoewel het best mogelijk is dat de reactie van het 17de eeuwse publiek op deze geestverschijningen niet zoveel verschilde van de onze.) Bovendien is het feitelijke verloop van de handeling bij klassieke stukken meestal tevoren bekend, zodat de toeschouwer al zijn aandacht kan besteden aan het kijken naar het spel en het luisteren naar de tekst.
Onwaarschijnlijk is niet hetzelfde als onbegrijpelijk of onwerkelijk. De personen in Dom Juan en Hamlet zijn geen vleesloze figuren zonder individuele eigenschappen, geen met opzet zo onpersoonlijk mogelijk gehouden poppen die in de eerste plaats collectief verwijzen naar de stemmingen en denkbeelden van één auteur. Zij hebben duidelijk uitgesproken, en bewonderenswaardig streng en vindingrijk volgehouden en uitgewerkte karakters die langs vrij conventionele lijnen zijn opgebouwd. Men kan erover twisten welke interpretatie van Hamlet of Dom Juan de meest bevredigende resultaten oplevert, maar dat is een kwestie van nuances, van verschillende kleuren rood of verschillende kleuren blauw. Of men bij de Hamlet-figuur de schaal laat doorslaan naar de melancholie of naar de wanhoop, naar het jonge vertwijfelde of naar het oudere en meer bezonnene, naar het ziekelijk gestoorde of naar het normaal geschokte, doet voor de indruk die stuk en hoofdrol op het publiek maken minder terzake dan men vaak suggereert. Handelingen en woorden van alle personen zijn volkomen begrijpelijk, passend bij het verloop van het verhaal, hoeveel vraagtekens de boven- en ondertonen die de primaire duidelijke betekenis begeleiden ook mogen opleveren.
Het vlekkeloze cynisme van Dom Juan, scherpzinnig en heldhaftig edelman, die zijn ‘twee plus vier is vier’-souvereiniteit aan God, gebod noch gesmeek prijsgeeft, met een lichte schaduw van triestheid, is door Molière met grote zorg uitgewerkt. Het stuk is glashelder geconstrueerd, helderder dan Hamlet, waarin vele malen gesignaleerde onvolkomenheden voorkomen in de typering van sommige figuren - hoewel het Franse stuk wat taal en dramatische kracht betreft achterstaat bij het Engelse. De twee stukken zijn nog steeds de moeite van het spelen en het zien waard, ook omdat zij het resultaat zijn van een grote mensenkennis, kennis dus van de eigenschappen van verschillende soorten mensen. Dat is een kennis die Becket en Ionesco bij het maken van hun toneelwerk vrijwel niet nodig hebben: waarmee geen depreciatie van dat werk is bedoeld.
De begrijpelijkheid tast de waarheid, dat toneel altijd een tot leven brengen van het onwaarschijnlijke is, niet aan. Het leven op het toneel ziet er anders uit, koortsiger, heviger, betekenisvoller dan daarbuiten. In het gewone doen komen vrijwel geen afgeronde drama's voor, wel lastig smeulsel en melodrama's. Ook het meest naturalistisch bedoelde stuk eist van de acteur dat hij stileert, dat wil zeggen zich aanstelt.
De schrijver kan hem bij het stileren, bij het onwaarschijnlijk maken van zijn personage, op verschillende manieren helpen. Shakespeare en Molière helpen in hoge mate; in Hamlet door de poëtische taal, door het kiezen van een milieu dat ver van de gemiddelde toeschouwer afstaat, namelijk het koninklijke (geldt ook voor eigen tijd van Shakespeare, al was het toen ook gewoonte), door de vele moorden, door, in antieke trant, Hamlet moord als enige wreekmogelijkheid te gunnen, door het toneel op het toneel, alles middelen om een te ver gaande overgave van het publiek aan de gebeurtenissen op het toneel te voorkomen, om de goede theaterervaring tot stand te brengen, waarbij de toeschouwer met een been op het toneel en met het andere been in de zaal staat.
Bovendien helpt de afstand in de tijd het huidige publiek bij opvoeringen van drie eeuwen oude stukken. Maar deze hulp heeft, naast de daarnet genoemde voordelen, ook gevaarlijke kanten. Lang niet alle uit de tijdse elementen zijn onverdeelde winstpunten. De regisseur moet voorkomen dat de toeschouwer zich museumbezoeker gaat voelen. Het quantum kunstmatigheid, dat men in het toneelbeeld verdragen kan en dat de dramatische werking vergroot, is weliswaar groot, maar dat betekent nog niet dat iedere veroudering reden tot juichen geeft. Wanneer bijzaken, of liever hoofdzaken waarvan de kijker zich niet teveel bewust moet zijn, zoals décor en costumes, gaan opvallen, loopt men de kans dat het evenwicht tussen de delen - zoals spel, tekst en aankleding - verstoord wordt.
Wat wel en wat niet gehandhaafd moet blijven wordt meer bepaald door praktische overwegingen dan door principiële. Vreemde costumes geven de acteur als aansteller zijn kansen, maar zij mogen de aandacht niet teveel afleiden. In zoverre waren de conventionele kleren, die Harry Wich voor de Hamlet-