buiten met een uniforme structuur, zoals de bos gehaktwormen uit de starre gaatjes van een vleesmolen. Er waren tekenen van leven, maar niet van belevenis in zijn vervormingen.
Zoals ik al eens ergens anders heb geschreven, is de onveranderlijkheid van stijl ook voor het publiek slaapwekkend. Het ‘zuivere’ gedicht is misschien nog het best te verdragen, mits het kort genoeg is om te blijven afsteken tegen de prozaïsche werkelijkheid. Onze zintuigen werken alleen dank zij contrast: was alles hetzelfde, dan bestond er niets. Een voor ons ondenkbare en saaie toestand, ook al was de stijl, de materie van een dergelijke grauwe papperige mist in principe heerlijk. Niet alleen in kleur, toon en gedaante hebben we tegenstelling nodig, maar ook in sentiment. De meest levende muziek zou niet die zijn, na welke wij door een applaus uit onze trance ontwaken, maar die in welke dergelijk ontwaken en inslapen veelvuldig is ingebouwd. Het is waar dat de slaaplust een der meest aangename lusten is, en een waaraan wij niet te midden van een onophoudelijke levendigheid zouden kunnen voldoen. De stadsmens lijkt niets heerlijker, dan te liggen op een eindeloos strand, turende in de eindeloze blauwe hemel, luisterende naar de eindeloze oceaan. Maar wie, aldaar gelegen, niet na enkele minuten indommelt, ondergaat een veranderlijkheid van zijn waarnemingsvermogen dat vanuit zijn eigen persoon de eentonigheid verbreekt; en zijn op iedere tegenstelling spitsende zintuigen speuren naar het verre lachen van een kind, naar het overzeilen van een hoge meeuw die deze symbolen of voorbodes van de eeuwigheid beperken. Want alleen in contrast met iets tijdelijks heeft het eeuwige voor ons nodige gedaante, ook al is deze dan al niet meer die der pure eeuwigheid.
Het meest eeuwige waaraan we worden onderworpen is de werkelijkheid zelf. Ook deze is iets zo voortdurends, dat hij geen waarneembaar begrip, geen gedaante meer voor ons heeft sinds we de kinderlijke verwondering zijn ontgroeid. Alleen een wonder, de gebeurtenis van een onwerkelijkheid, kan ons doen beseffen dat er een totaliteit rond ons heeft bestaan, die nu opeens is verbroken. Wie wel eens een hoofdje uit een kiekje heeft geknipt, en het geplakt op een der talloze lijven in een ander kiekje, moet hebben gemerkt hoe plotseling de wereld zich rondom dat vreemde hoofd aaneen scheen te sluiten. Korte verbrekingen van de werkelijkheid zijn de enige verrassende eilanden waaraan we de snelheid van de stroom der eentonigheid die ons meesleurt kunnen meten.
Maar wat we ook tegenwoordig zijn: blind voor wonderen of beroofd van hen - kunst is nu nog de enige eenvoudige gave waarmee we de werkelijkheid kunnen onderbreken, of waarmee we ons van de krampachtig aanhoudende druk der realiteit kunnen verlichten door het zwaartepunt, de nadruk van onze wereld zo nu en dan ietwat te verplaatsen. Ons heelal geeft hiertoe alle kans. Het is zelf, zo komt het ons voor, realistisch, impressionistisch, surrealistisch en abstract. Onze waardering voor zijn eeuwigheid van wisselvalligheden zou groter zijn als wij de durf bezaten, mee te wisselen. Het kan niet vruchtbaar zijn, om sommigen voor te bestemmen tot levenslang berekenen, en anderen tot het uitdrukken van hun gevoelens. Duizende schrijvers en schilders hebben onvindbare tijd verloren, door tussen hun ‘inspiraties’ in, te ijsberen, te worstelen tegen banaliteiten, wild rond te speuren naar die zinsloop, die vorm om uit te drukken wat, eerlijk onderzocht, niet eens aanwezig was, op dat ogenblik.
De tijd is misschien gekomen om een stap verder te gaan tot de eerlijkheid waarmee een kunstenaar zich dient uit te drukken; tijd om het prozaïsch moeras, waarin een dichter temidden van een werk neer kan struikelen, te benutten, desnoods te ontleden, in ieder geval te vertegenwoordigen. Er zou iets zeer verrijkends zijn aan het soort schilderij dat in de keuken kan hangen, dat zich voor een deel door afgebeelde potten en pannen camoufleert, en zich op andere plekken van het doek schokkend aan de werkelijkheid ontworstelt.
En er moet een kans zijn voor het kind, dat onder de aardrijkskundeles naar buiten staart, en bijna voelend hoe de aarde draait, de leraar niet meer hoort.