het ogenblik de wijste partij koos en zich bereid toonde om de minste te zijn, waar het op een bepaalde manier al te laat voor is. Mijn elementaire strategieop-de-schrijfmachine laat al de ware moeilijkheden onopgelost, maar dat is juist de pointe ervan: die oplossingen zouden als een proeve van het Franse genie in de practijk moeten worden opgelost, aan de hand van het devies The difficult we do at once, the impossible will take a little longer, waar de Amerikaanse handel zich zo goed bij voelt. Het is precies dat absurde zelfvertrouwen dat de Fransen hier zouden kunnen vinden door het toe te passen. Een aftocht is politiek nog moeilijker denkbaar dan een maximale inspanning, omdat die niets van de magie zou hebben waardoor een zekere eensgezindheid misschien tijdelijk teweeg zou kunnen worden gebracht.
Wellicht klinkt dit, hoe vaak ook gehoord, nog fantastischer dan ik het bedoel. Wat zou de verovering anders kunnen zijn dan een navolging van Boedapest, en de bevrijding anders dan een nog veel minder eerbare aftocht? Maar ik verwacht Godot ieder ogenblik en laat mij inspireren door de ondervinding die een generaal in het boek van Servan-Schreiber beschrijft: ‘Comme si ce que nous devions connaître bientôt n'était pas un nouveau 40, mais, d'une certaine manière, le moment déchirant où le défi qui fut lancé alors par un homme allait, près de vingt nas plus tard, recevoir la réponse du pays.’ Men is in Frankrijk graag overtuigd dat men geen talent heeft, als natie, voor het scharrelende alledaagse leven, maar des te meer voor dramatische en verschrikkelijke situaties, anders dan praktische mensen die zich dan alleen maar achter de bussen op hun toonbank weten te verschuilen. De moderne geschiedenis bevestigt deze visie op het Franse karakter niet voortdurend, maar nu willen wij het zien!
En de export, en het toerisme, en het communisme, en het poujadisme, en het kapitalisme? Die kunnen ons niet schelen, te minder omdat zij altijd goed voor zichzelf zorgen, en wij alweer aan zien komen dat dit op de gewone manier af gaat lopen, met een aftocht gedekt door een vergoelijkend verdrag. Wat er dan verder gebeuren zal, is makkelijk voorstelbaar voor wie de illusies van de Algerijnen hoort, zoals vertolkt door een Algerijns echtpaar waar ik dezer dagen mee in gesprek raakte in een eethuisje: de Amerikanen zullen zich beijveren om zo gauw mogelijk het kapitaal te leveren om de enorme minerale rijkdommen van het land te ontginnen, wat de Fransen liever nalieten. Als het niet dadelijk lukt, dan maar van honger sterven; dat is niet zo erg.
Ik weet intussen niet eens of het verborgen Frankrijk dat de gewone afloop zou kunnen voorkomen wel bestaat. De laatste grote manifestatie ervan was door Napoleon bezield; er zijn de laatste tijd verscheidene dagorders van de keizer, uit Egypte en uit Spanje, aan het publiek vertoond om te doen opmerken dat zijn legers zich fatsoenlijker moesten gedragen tegen de onderworpen bevolking dan tegenwoordig nodig geacht wordt. Een minder groot getuigenis heeft de eerste wereldoorlog afgelegd, met zijn Taxis de la Marne die door Jean Dutourd tot toonbeeld verheven zijn. Algerije vergt nog iets anders, veel meer droge zelfbeheersing dan in die totale oorlogen nodig was.
Ik zou wel overtuigd willen zijn dat het talent om een ‘moment dechirant’ teweeg te brengen inderdaad voorhanden is. Het is op het ogenblik niet te zien, iedereen denkt aan andere dingen. Vandaar dat de gedachte aan een oorlogseconomie ons het water in de mond doet lopen.
*
Het Théâtre des Nations, dat tegenwoordig de laatste drie maanden van het toneelseizoen beheerst, lijkt mij een sterk bewijs dat Frankrijk voor de kunsten nog altijd een goed land is, in staat om onvoordelige ambities uit te leven voor het mooi. Het gewone type festival
William Morris
is een lokmiddel voor toeristen, doelmatig dank zij het fenomeen dat veel mensen pas buiten hun eigen woonplaatsen belangstelling ontwikkelen voor de schone kunsten. Het Parijse festival daarentegen kost alleen geld; het zal geen waarneembaar verschil maken voor hoteliers en restaurateurs, en is ook als het seizoen van de vacanties begint al bijna afgelopen. Ik was verbaasd van Jean Mercure, de regisseur, in Arts te lezen dat ‘nous sommes le seul pays d'Europe où le théâtre n'est pas indispensable, où il n'est pas dans les moeurs’, en zou nog verbaasder geweest zijn als ik niet vertrouwd was geraakt met de Franse techniek om onbevredigende binnenlandse toestanden te laten afsteken tegen gedroomde buitenlandse. Ik weet niet hoe het in Duitsland is, dat hier vaak wordt voorgesteld als een land met een bijzonder gelukkig theaterleven, maar er is zeker niets van aan dat het theater in Holland of Engeland meer ‘dans les moeurs’ is dan hier. Het theater lijkt mij hier bij vergelijking in hoog aanzien te staan, meer om het praten dan om het acteren misschien, maar de mensen komen dan toch, en zij praten er op hun beurt ook veel over. De theaters kunnen hier morgen alle sluiten, niemand zal een vinger uitsteken om er iets aan te doen, denkt Mercure; dat zou in Berlijn en München heel anders gaan! Het subsidie-systeem is in veel landen beter ontwikkeld dan hier, dat lijkt mij een belangrijker verschil. Daardoor zijn er in de provincie te weinig toneelgezelschappen, maar in Parijs zijn er eerder teveel, niet van het standpunt van de acteurs die er in spelen willen, maar van dat van de toeschouwer die denkt dat een minder zware concurrentie een ondernemender selectie van stukken mogelijk zou maken.
De meerderheid van de stukken die er vertoond worden zijn niet veel waard, en als er dan geen betere nieuwe stukken te krijgen zijn zou het vaak beter zijn oude op te voeren, en in sommige gevallen om er helemaal geen op te voeren. Zo is er altijd genoeg dat verkeerd is, maar ik betwijfel of bijdragen van de overheid het aantal van tien of vijftien goede, interessante en verbazende opvoeringen per jaar zouden kunnen verhogen. Het publiek laat zelden een goede voorstelling financieel mislukken. Het komt meestal talrijk opzetten voor