keurig en schaars, in democratieën zijn zij talrijk en minder moeilijk te behagen. Vandaar dat men onder aristocratische volkeren alleen maar kan hopen te slagen ten koste van geweldige krachtsinspanning, en dat deze inspanning, die iemand veel roem kan bezorgen, nooit veel geld op kan brengen. In democratische naties echter kan een schrijver zich vlijen met de gedachte dat hij zonder veel moeite een middelmatige faam en een groot vermogen kan verwerven. Het is daarvoor niet nodig dat men hem bewondert, dat men hem slikt is voldoende.
De steeds groeiende menigte lezers en de voortdurende behoefte die ze hebben aan iets nieuws, verzekert het debiet van een boek dat hen niet het minste respect inboezemt.
In democratische tijden behandelt het publiek de schrijvers veelal zoals de koningen hun hovelingen; het verrijkt en veracht hen. En wat verlangen de veile geesten die aan hoven geboren worden of waardig zijn er te leven, meer?
De literatuur van de democratieën wemelt altijd van de auteurs die in de letteren alleen maar een industrie kunnen zien; op de enkele grote schrijvers na die men er tegenkomt, treft men er duizenden handelaren in ideeën aan.
*
In het jaar 1675 kwamen de lagere klassen van Bretagne in opstand naar aanleiding van een nieuwe belasting. Deze oproerige beweging werd neergeslagen met ongehoorde wreedheid. Ziehier hoe madame de Sévigné, die getuige was van deze gruwelen, er verslag over uitbracht aan haar dochter:
‘Aux Rochers, 3 okt. 1675
Mijn dochter, wat is je brief uit Aix prettig om te lezen. Lees je brieven eens eer je ze verzendt. Laat je overrompelen door hun plezierige toon en troost je, door dat plezier, voor de moeite die je hebt gehad door er zoveel te schrijven. Je hebt dus de hele Provence gekust? Er zou weinig voldoening in liggen om heel Bretagne te kussen, als men er tenminste niet van houdt om naar wijn te ruiken. Wil je nieuws horen uit Rennes? Men heeft een belasting opgelegd van driehonderdduizend francs, en als men dat bedrag niet in vierentwintig uur bij elkaar krijgt zal het verdubbeld worden en zullen de militairen het op kunnen eisen. Men heeft alle bewoners van een hoofdstraat uit hun huizen gezet en op straffe des doods verboden dat iemand ze opneemt; zodat men al die ongelukkigen, zogende vrouwen, grijsaards, kinderen, bij de uitgang van de stad huilend rond zag lopen, zonder voedsel of iets waarop ze zouden kunnen slapen. Eergisteren heeft men de viool die de dans was begonnen (het plunderen van gezegeld papier) geradbraakt; hij is gevierendeeld, en de vier stukken zijn tentoongesteld op de vier hoeken van de stad. Men heeft zestig burgers gevangen gezet, en morgen begint men met het hangen. Deze provincie is een goed voorbeeld voor de anderen.’
In een andere brief voegt ze hieraan toe:
‘Je praat erg sympathiek over onze narigheden; we worden niet meer zo geradbraakt; één in de acht dagen, om het recht te handhaven. De hangerij lijkt me nu werkelijk een verfrissing. Ik heb een heel ander idee van het recht sinds ik in deze streek ben. Jullie galeiboeven komen me nu voor als een gezelschap nette mensen die zich uit de wereld hebben teruggetrokken om een kalm leven te gaan leiden.’
Men zou er verkeerd aan doen te geloven dat madame de Sévigné, die deze regels schreef, een egoïstisch en onbeschaafd wezen was: zij hield hartstochtelijk veel van haar kinderen, en ze leefde altijd sterk mee met de tegenslagen van haar vrienden; en men merkt zelfs, als men haar leest, dat zij haar bedienden en vazallen goed en met toegeeflijkheid behandelde. Maar madame de Sévigné begreep niet helemaal wat lijden was wanneer men niet tot de adel behoorde.
Tegenwoordig zou de hardvochtigste mens, schrijvend aan de meest ongevoelige persoon, zich niet koelbloedig durven bedienen van de wrede badinage die ik zojuist heb aangehaald, en zelfs al zou zijn persoonlijke moraal het hem toestaan, dan zou de algemene moraal van het land het hem nog verbieden.
Hoe komt dat? Zijn wij gevoeliger dan onze voorouders? Ik weet het niet; maar zoveel is zeker, onze gevoeligheid gaat uit naar een groter aantal objecten.
Als de standen bijna gelijk zijn bij een volk, waarbij alle mensen bijna op dezelfde manier denken en voelen, dan kan iedereen ogenblikkelijk de gevoelens van alle anderen beoordelen: hij werpt een vlugge blik op zichzelf; dat is voldoende.
In democratische tijden offeren de mensen zich zelden voor elkaar op, maar zij tonen een algemeen medeleven voor alle leden van het menselijk geslacht. Ze brengen elkaar geen onnodig kwaad toe, en als zij, zonder zichzelf veel schade te berokkenen, de smart van een ander kunnen verlichten, dan doen ze dat graag; zij zijn niet onverschillig, maar zij zijn zachtzinnig.
*
Ik merk dat een groot aantal van mijn tijdgenoten een keus proberen te maken tussen de instellingen, de meningen, de ideeën die ontstonden uit de aristocratische samenstelling van de oude maatschappij; sommige zouden zij graag laten vallen, maar andere zouden zij graag aanhouden en met zich mee nemen in de nieuwe wereld.
Ik ben van mening dat zulke mensen hun tijd en hun kracht besteden aan een eerlijk en steriel stuk werk.
Het gaat er niet meer om, de bijzondere voordelen die de ongelijkheid van, omstandigheden aan de mens verschaft, te behouden, maar om zich te verzekeren van de nieuwe goede dingen die de gelijkheid hun kan bieden. Wij moeten er niet naar streven onszelf gelijk te maken aan onze voorouders, maar wij moeten ons inspannen het soort grootheid en geluk te bereiken dat bij ons hoort.
Ik weet wel dat verscheidene van mijn tijdgenoten van mening zijn dat de volkeren zichzelf nooit in handen hebben en dat zij noodzakelijkerwijs gehoorzamen aan ik weet niet welke on-overkomelijke en onintelligente kracht die voortkomt uit voorafgaande gegevens: ras, bodem of klimaat.
Dat zijn valse en laffe doctrines, die nooit iets anders kunnen voortbrengen dan weke mensen en zwakke naties; de voorzienigheid heeft de menselijke soort noch geheel onafhankelijk, noch geheel slaaf gemaakt. Zij trekt weliswaar rond ieder mens een fatale cirkel, waar hij niet uit mag komen; maar in zijn reusachtige beperkingen is de mens machtig en vrij; zo ook de volkeren.
De naties van onze tijd zouden in hun boezem geen omstandigheden meer kunnen scheppen die niet gelijk zijn; maar het hangt van hen af of de gelijkheid hen onderworpen of vrij maakt, verlicht of barbaars, welvarend of miserabel.