nev zijn moeder in huis, die een heel gevolg van hondjes, gezelschapsdames en gunstelingen meebrengt. De door haar vereerde Foma Fomitsj Opiskin, die als nar volledig naar de pijpen van de lastige bedlegerige generaal heeft gedanst, komt ook mee. Deze Foma Fomitsj, vernederd door zijn meester, heeft zich bij diens vrouw een geweldige invloed verworven. Als faux dévot en pseudo-geleerde speelt hij een rol als Raspoetin en zijn wil is voor de oude half kindse generaalsweduwe wet. Zij is verder even grillig als moeilijk en onredelijk en haar zoon krijgt steeds de volle laag. Hoewel hij, in een onbegrijpelijke goedhartigheid en gulheid, zijn moeder met haar hele hofhouding opneemt, wordt hem steeds grofheid, egoïsme en zinnelijkheid verweten. De man, een Hercules met een kinderhart, probeert in zijn naïveteit goed te maken wat hij niet heeft misdaan. Hij vereert Foma Fomitsj als geleerde en als mens, wat niet zo bijzonder voor hem is, want hij heeft het ontzag van de onwetende voor alles wat zich wetenschap noemt, en hij is bovendien altijd bereid het gedrag van zijn medemensen, zo te interpreteren dat haat en slechte bedoelingen ontkend worden. Foma Fomitsj van zijn kant is echter van een onvoorstelbare grofheid, hij spot met zijn gastheer, voelt zich gekwetst als er even aandacht aan anderen besteed wordt, maakt verwijten dat men hem laat voelen dat hij een bete broods ontvangt, dreigt net als Tartuffe dat hij maar liever weggaat en eet ondertussen de verfijndste hapjes en blijft.
Een ontknoping zou er zeker nooit gekomen zijn als de kolonel die weduwnaar is, niet tegengewerkt zou zijn in zijn liefde voor de gouvernante van zijn kinderen. Zijn moeder en Foma Fomitsj willen hem koppelen aan een door erfenis plotseling rijk geworden, in haar jeugd gekrenkte en onderdrukte vrouw, die alle slagen van het lot niet heeft kunnen verwerken en in een droomwereld is gevlucht, waar zij een prinses is en iedereen haar het hof maakt. Nu door haar rijkdom een deel van haar droom werkelijkheid is geworden, is ze helemaal in de war geraakt en leeft ze op de rand van de waanzin. Eerst probeert de kolonel Foma Fomitsj door hem een grote som gelds aan te bieden, waardoor hij zelfstandig kan gaan leven, in overeenstemming met zijn ‘aanzienlijke geboorte’, hem te verwijderen. Diep beledigd weigert deze, verwijt de kolonel zijn grove tactloosheid en zwelgt in de grootsheid van zijn gebaar. Als hij echter kort daarop krenkende woorden spreekt over de geliefde van de kolonel, wordt deze met de plotselinge drift van een lobbes, woedend en smijt hem in de meest letterlijke zin naar buiten. Het eind is nu in zicht. Maar wat voor einde! De oude generaalsvrouw smeekt haar zoon, de voor haar onmisbare Foma Fomitsj terug te laten komen. Tot overmaat van ramp woedt er buiten een hevig onweer en de wagen die de verworpene weg zou brengen kantelt in de modder. De woede is al gezakt bij de kolonel, hij gaat te paard achter Foma Fomitsj aan, die hij onmiddellijk vindt, daar deze in zijn ontredderdheid, maar terug naar Stepantsjikovo was gelopen. Hij laat zich heerlijk vertroetelen, vraagt met brekende stem waar hij is, en dan, zich
quasi-vaag herinnerd wat er voorgevallen is, geeft hij de kolonel en het voorwerp van zijn liefde zijn zegen. Hij had alleen de zuiverheid van de gevoelens van de kolonel eerst in twijfel getrokken, daar hij hem nu eenmaal kende als brute egoïst. Hij haalt dus bakzeil maar wordt toch overwinnaar, want zonder zijn zegen zou de moeder nooit toegestemd hebben. De dankbaarheid van allen is zonder grenzen. En tot zijn dood toe blijft Foma Fomitsj zich aan ‘wetenschap’ wijdend bij de kolonel en zijn vrouw wonen, ook na de dood van de generaalsweduwe. Hij blijft steeds eigenzinnig, veeleisend en lichtgeraakt, maar zo grievend als in het begin van zijn verblijf in Stepantsjikovo laat hij zich niet meer over de mensen uit. Wat het eerst in het oog valt is de verwardheid, het gebrek aan vaste contouren van de figuren in
Stepantsjikovo.
Bij Molière is het alles zo duidelijk, twee mensen zijn het slachtoffer van Tartuffe, Orgon en zijn moeder, maar alle anderen weten precies wat voor vlees ze in de kuip hebben. Tartuffe zelf niet uitgezonderd. Tartuffe is een schurk, maar hij is geen maniak. Zijn redeneringen zijn middelen om het doel te bereiken en dat doel is rijkdom, macht. Hij vergeet geen ogenblik dat het middelen zijn, en als Elmire hem het vuur na aan de schenen legt geeft hij zich onbeschaamd bloot. Hij geeft voor van adel te zijn, wat blijkt uit een gesprek van Dorine de dienstmeid, met Organ, maar ook dat is vooral middel. Niemand heeft medelijden met hem, niemand vraagt zich af hoe Tartuffe zo geworden is, hij is een gevaarlijke vijand, die men wil elimineren. Orgon is verblind en dom. In zijn domheid wekt hij geen sympathie; als Tartuffe hem verraadt krijgt hij eindelijk voor het gevoel van de toeschouwer zijn verdiende loon.
In Stepantsjikovo zijn er vele gradaties die Molière niet kent. De mensen schommelen tussen wantrouwen en geloof ten opzichte van hun tyran Foma Fomitsj. En Foma Fomitsj zelf is, in tegenstelling tot Tartuffe heel vaak door eigen optreden meegesleept. De midde-