Tijdschrift van het Willems-Fonds. Jaargang 9
(1904)– [tijdschrift] Tijdschrift van het Willems-Fonds–
[pagina 218]
| |||||||||||||
Uit Noord-Nederland.Kinderbescherming. - Tuchtscholen. - Leerplicht en eetrecht. - Schoolartsen. - Werkloozenverzekering. - Dienstweigering en gemoedsbezwaren. - Ironie van het Recht. - Wederstaat den booze niet! - Jantje Secuur en zijn gebrek aan geestdrift. - Oude grootheid gevierd. - Lucifer-opvoeringen. - Beets geèerd. - Een tooneel-keizerin gehuldigd. - Domheidsmacht. - Naamlooze kunst. - V. v. V. v. V. - Hobbezak. - Reformkleeding en Vrouwenschoonheid. In mijn vorige kroniek beloofde ik eenige belangrijke mededeelingen uit het gebied van ons sociaal leven. Ook ten onzent kan niemand daaraan zijn belangstelling meer onthouden zonder zich te merken als een zelfzuchtig individu. Men begint in alle kringen der samenleving tot het besef te komen, dat verbetering van menschen en toestanden het geheele raderwerk der maatschappij ten goede moet komen en ieder voor zich daar tevens de voordeelen van zal plukken. Verbetering van den mensch ga voorop, want hij beheerscht immers den toestand ten goede of ten kwade en in dat voorop-gaan komt weer als eerste plicht: het kind onder de gunstigste voorwaarden te doen geboren worden en groot te brengen. 't Was daarom een prachtig denkbeeld van den Nationalen Vrouwenraad van Nederland, wiens Dagelijksch Bestuur is samengesteld uit de dames A.E. Van Dorp-Verdam, Dr Aletta H. JacobsGa naar voetnoot(1), H. Cop-Zeelt, D.C. Molijn- | |||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||
De Groot en jonkvrouwe C. Van Hogendorp, om het Congres voor kinderbescherming te beleggen, dat in het begin dezer maand te 's-Gravenhage is gehouden. Tal van belangstellenden in dit uiterst gewichtige vraagstuk onzer dagen zijn daar bijeengekomen ten einde samen te overleggen hoe in de naaste toekomst te geraken tot meerdere veiligheid voor het kind, tot betere zorg en leiding voor het jonge leven, en hoe het resultaat der beraadslagingen om te zetten in daden. Bij de inrichting van dit congres heeft men zich ernstig afgevraagd ‘welke de vele gevaren zijn, die het kind aan allen kant omringen, in huisgezin en maatschappij, in bizondere maar ook in gewone verhoudingen en toestanden en die voortkomen uit de nog gebrekkige maatschappelijke inrichting, uit ons onvolmaakt persoonlijk leven en gemis aan gemeenschapsgevoel, zich uitende in onze sociale misstanden.’ Het vierdaagsch congres was gesplitst in drie afdeelingen en door deskundige vertegenwoordigers uit verschillenden maatschappelijken werkkring werden de volgende onderwerpen ingeleid:
| |||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||
De opsomming dezer onderwerpen spreekt genoegzaam van den grooten ernst waarmee het vraagstuk der kinderbescherming hier is behandeld; omstandiger bespreking acht ik in dit Tijdschrift overbodig, Slechts wensch ik nog te vermelden, dat de eerste voordracht gehouden werd door den heer M.J. Brusse, den schrijver van het zoo uitmuntend geschetste ‘Boefje,’ waarin deze journalist zonder de letterkundige waarde van zijn werk te schaden, aantoont langs welken weg de blanke kern van de meest verwaarloosde kinderziel is te voorschijn te brengen. Er is een opvoedkundige kracht in dit werk, waarmee vele katheder-paedagogen hun voordeel kunnen doen. Ook is er in belichaamd het streven der in den laatsten tijd sterk naar voren komende vereeniging Pro Juventute, welke in de meeste steden reeds afdeelingen telt. De leden verbinden zich om zoo noodig als patroon (patrones) op te treden over verwaarloosde kinderen en alles in het werk te stellen om het hun toevertrouwde zieltje voor ondergang te behoeden. De regeering doet bij dat alles het hare om ons ras te verbeteren. In verband met de invoering der kinderwetten gaat zij eenige tuchtscholen stichten, zoowel voor jongens als meisjes. Zij zullen dienen tot opneming voor korter of langer tijd van kinderen, die schuldig verklaard zijn aan eenig misdrijf of overtreding. Hoewel op deze scholen - de naam duidt het reeds aan - een strenge tucht zal heerschen, zal toch zooveel mogelijk het denkbeeld van gevangenis worden vermeden. Gedurende hun verblijf in de gestichten zal den verpleegden lager onderwijs worden gegeven benevens onderricht in handenarbeid. Geestelijke en lichamelijke arbeid zullen dus trachten de misdadige neigingen in de jeugd te bekampen. Het lager onderwijs zal dientengevolge een zuivering | |||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||
ondergaan, die het zeker ten goede zal komen. Wilde de regeering aan alle wenschen voldoen van hen, die de voorwaarden, waaronder de jeugd zich de voor 't maatschappelijk leven noodzakelijke kundigheden moet eigen maken, zoo gunstig mogelijk eischen, dan zou ze onder meer een wettelijk voorschrift hebben te geven voor voeding en kleeding op school en het aanstellen van schoolartsen dienen te bevorderen. Voor het eerste wordt door vele onderwijzers met klem gepropageerd en onomstootelijk is de waarheid dat een kind zonder voedsel in zijn maag (wat meermalen voorkomt) weinig lust gevoeld in geestelijk voedsel; bij leerplicht hoort eetrecht zeggen de voorstanders. Maar nog altijd is niet weggeredeneerd het bezwaar, dat voeding en kleeding van overheidswege aan behoeftige schoolkinderen verstrekt, de verantwoordelijkheid der ouders ondermijnt. Toch wordt er in de wintermaanden door particulieren veel in die richting gedaan. Meer kan men voelen voor den tweeden gezondheidsmaatregel, die in Duitschland reeds lang is toegepast. Te verlangen dat zoo iets ten onzent ware uitgedacht zou te veel gevergd zijn van den voorzichtigen Hollander, die graag de kat eens uit den boom kijkt, en dan nog dikwijls werkeloos blijft. Ware dat niet zoo dan zouden we ons, door de telkens en telkens weer voorkomende, ongestraft blijvende letterkundige diefstallen, reeds lang gedwongen hebben gevoeld tot de Berner-conventie toe te treden. Wij deelen de twijfelachtige eer van het niet aangesloten zijn alleen nog maar met Rusland. Doch ter zake, Wij hebben nu toch onzen eersten schoolarts. Aan de gemeente Zaandam komt de eer toe der invoering. De aan te stellen geneesheer zal zich hebben te belasten met het uitbrengen van advies over plannen tot bouw of verbouw van schoollokalen, het getal en de verdeeling der lesuren, den duur der schooltijden, de keuring | |||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||
der leerlingen bij hunne eerste toelating tot de scholen (dit dunkt ons al een zeer belangrijke werkkring), de houding en plaatsing der leerlingen bij het onderwijs, de hoeveelheid huiswerk, verorderingen en voorschriften tot voorkoming of beperking van besmettelijke ziekten. De geheele kroniek zou ik gemakkelijk kunnen vullen met in den laatsten tijd genomen, te nemen of door propageerende vereenigingen gewenschte maatregelen op sociaal gebied. Maar ‘elck wat wils’ te geven is mij tot taak gesteld en dus verlaat ik dit terrein met nog even te wijzen op de pogingen, die sinds eenigen tijd te Dordrecht en elders worden aangewend om te komen tot een ‘Verzekering tegen de geldelijke gevolgen van onvrijwillige werkloosheid’. Dat daarbij niet alleen de ongelukkige werkloozen, maar de heele maatschappij gebaat is, wie die zich maar eenigszins indenkt in den toestand van iemand, die voor zijn armoe- en ontberinglijdend huisgezin wil en niet kan, niet mag arbeiden, zal dit betwijfelen. Maar 't is een moeilijk probleem en het serum voor deze wondeplek der samenleving is nog niet gevonden. Bij de vraag op welke wijze de Werkloozenverzekering het best kan worden ingericht heeft men na onderzoek in verschillende richtingen de voorkeur gegeven aan het Gentsche stelsel, dat niet alleen in België maar ook in Frankrijk en Duitschland veel navolging schijnt gevonden te hebben. Kort geleden is er over dit onderwerp een studie verschenen van Mr. Varlez te Gent, waarin ook waardeerend wordt gesproken over het comiteit te Dordrecht, dat de voorbereiding eener dergelijke stichting op zich heeft genomen. *** Nu de oorlog, zij het ook in het verre Oosten, zeeën en bergen weer kleurt met bloed, worden meer dan ooit bespie- | |||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||
gelingen gehouden over de wijze, waarop het best deze geesel der menschheid af te weren is. Noch vredeconferentiën, noch scheidsgerechten, noch algemeene ontwapening zullen den gruwel uit de wereld helpen, zoolang nog twee jongens om een knikker vechten. Zelfs de stelling van Tolstoï, dat elk soldaat eenvoudig de wapenen behoeft af te leggen om beslechting van staatsgeschillen door het zwaard en het vuur onmogelijk te maken, is een wissel op het duizendjarig rijk van geluk en vrede, waarin alle menschen eenswillend voor een zelfde hoog ideaal zullen leven. Toch zijn er enkelen die zijn raad opvolgen. Jaren geleden heeft ten onzent een zekere Van der Veer geweigerd de wapenen te dragen en de eer genoten deswege een waardeerend persoonlijk schrijven van Tolstoï te ontvangen. Een ander geval dagteekent van 1898. Hoe de regeering met deze onwilligen heeft gehandeld is mij ontgaan. Wel hebben we op 't oogenblik weer een dienstweigeraar in ons midden, zekeren Jan Terwey, jonkman van 20 jaar, die reeds vier maanden militairen dienst achter den rug had, maar weder opgeroepen, gezegd heeft wegens gemoedsbezwaren niet meer de wapenen te kunnen en willen dragen. In Januari is hij veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf, heeft die ondergaan, opnieuw geweigerd en is weer veroordeeld, thans tot 5 maanden detentie en, ironie der rechtspraak! ontzegging van het recht om gedurende 5 jaar bij de militaire macht te dienen. Er wordt zeer uiteenloopend over dit lastig geval gedacht en geredeneerd. De Staat kan moeilijk anders doen dan straffen, zou anders het geheele leger en dus zijn weerbaarheid op losse schroeven zetten. Maar met vertegenwoordigers uit alle rangen, standen en klassen der maatschappij, vrouwen en mannen, heeft zich een commissie gevormd om een beweging op touw te zetten, die erkenning wil door den Staat van het goed recht dienst te weigeren om des gewetenswil. Men heeft in dit geval niet aan een socialistische beweging te | |||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||
denken, want een der woordvoerders van de S.D.A.P. (Sociaal-democratische Arbeiderspartij) de heer Frank van der Goes, die een maand gevangenisstraf achter den rug heeft wegens opruiïng van militairen tijdens de spoorwegstaking, heeft in het Februari-nummer van Den Nieuwen Tijd verklaart: ‘Wij achten de daad van individueele dienstweigering, behalve nutteloos, ook verkeerd’. Intusschen heeft Terwey zelf zijn denkbeelden ontvouwd en de stelling toegelicht, dat een christen niet regeert en een Regeering nooit christelijk kan zijn. Hij zegt den dienst te weigeren, wijl het militairisme ten doel heeft om tot zelfverdediging of roof, broedermoord op groote schaal te plegen, wat in strijd is met de uitspraak van Jezus: ‘Wederstaat den booze niet; wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de linker toe.’ Weerleg dat eens! Men zegt dat telkens herhaalde weigering ook herhaalde veroordeeling, dus ‘levenslang’ ten gevolge kan hebben. Dat ons christelijk Ministerie en Hoog Militair Gerechtshof met dit geval niet goed raad weten is te begrijpen. 't Is een rechtskundige puzzle. Inmiddels is weer een andere dienstweigeraar in arrest gesteld. *** Ik had het zooeven over onze kat-uit-den-boom-kijkerij, over onzen aard, die meer van navolging, dan van schepping en stichting houdt. Gelukkig is het jongste kind van Jan en Jeannetje als in Potgieter's tijd niet meer Jan Salie, maar toch is Jan Courage nog niet opgewekt en zijn het hoogstens Jantje Secuur en Jantje Laks die leven. Ik zou dat nog uit tal van stichtingen, maatregelen en invoeringen kunnen bewijzen. Wij hebben of krijgen nu - om nog een paar feiten te noemen - te Amsterdam, Den Haag en Rotterdam | |||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||
electrische trams, wier snelheid en gemak we eerst in het buitenland hebben kunnen bewonderen en zullen denkelijk door de nieuwe nog niet door het votum der Eerste Kamer bezegelde Hoogeronderwijswet een Technische universiteit te Delft deelachtig worden, waardoor technici ter voltooiïng van hun studiën niet meer naar het buitenland zullen behoeven te gaan. Intusschen is te Delft de gemeentelijke Indische Instelling opgeheven en haar bibliotheek overgegaan aan de Universiteitsbiblotheek te... Berlijn. Er bevinden zich tal van werken in, geschreven in de oorspronkelijke Polynesische talen, die een mooie aanwinst hadden kunnen zijn voor de Amsterdamsche hoogeschool. Deskundigen beschouwen den overgang dezer bibliotheek naar het buitenland dan ook als een verlies voor ons land. Zoo iets getuigt weer van een zekere laksheid, van gebrek aan geestdrift. Het Handelsblad wees laatst nog op de restauratie van het Muiderslot, eens in de roemvolle 17de eeuw de verzamelplaats van de kopstukken onzer letterkunde, van wier gastheer, Pieter Cornsz. Hooft, Vondel even goed als van Roemer Visscher had kunnen getuigen, dat Zijn vloer betreden werd, zijn dorpel is gesleten
Van schilders, kunstenaars, van sangers en poëten.
Voor een waardige inrichting van het inwendige, dat zou kunnen worden een monument voor Hooft en zijn Muiderkring schijnt geen geld, zelfs geen medewerking te vinden te zijn. Van de waarheid dat jonge grootheid wordt aangekweekt door oude grootheid te vieren, is ons volk in zijn geheel nog verre van doordrongen. Maar er zijn teekenen van verheffing, van herleving, waarop ik nu en dan in mijn overzichten reeds heb gewezen. En verblijdend is het verschijnsel, dat de studeerende jongelingschap in dezen het voorbeeld geeft. Ik wijs hier met voldoening op de vertooning van den Gloriant, een der weinige abele spelen, die | |||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||
we nog uit onze Middeleeuwen hebben overgehouden, door de Amsterdamsche gymnasiasten en de opvoering van Vondel's meesterstuk Lucifer door de Utrechtsche studenten ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan hunner tooneelvereeniging, die indertijd zoo verdienstelijk OEdipus voor 't voetlichtGa naar voetnoot(1) bracht. De titelrol, vervuld door den heer W.C. Wendelaar, was in uitmuntende handen en de geheele voorstelling droeg het kenmerk van beschaving en nauwgezette studie, welke den leider Dr J.J. van Noorle Jansen, leeraar in geschiedenis en aardrijkskunde, alle eer aandoen. Hij heeft getoond dat de groote bezwaren, verbonden aan een goede tooneelschikking voor dit zoo bizondere treurspel volkomen te overwinnen zijn. Alles komt hier aan op een zuiveren kunstsmaak, op een ontwikkelden zin voor kleur en lijn, voor harmonische stemming. En die was er. Nog zij vermeld, dat de rol van Rafaël door een jonge dame, mejuffrouw M. Muller, met veel talent werd gespeeld en dat de reien gezongen werden op muziek van Hugo Nolthenius. Geen beter middel om de menschen te dwingen hun Vondel weer eens van de boekenplank te halen, dan zulke goedverzorgde opvoeringen van zijn treurspelen. Zoo wordt zijn grootheid het best geëerd. Geëerd is ook pas de nagedachtenis van Nicolaas Beets - een groote dalende afstandssprong van Vondel tot Hildebrand, en weer dalen we wanneer we van Hildebrand tot Beets gaan, omdat de laatste in dicht en ondicht nooit den schrijver der Camera Obscura heeft geëvenaard. Zijn profeet, Dr. Johs. Dyserinck, heeft de tentoonstelling in Pulchri | |||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||
('s-Gravenhage), gehouden in de laatste week van Maart, geheel alleen in elkaar gezet en bijeengebracht: gedichten, liederen, proza, stichtelijke lectuur, portretten van den vereerde en diens leermeesters, letterkundige vrienden en tijdgenooten, een en ander in verschillende uitgaven; natuurlijk ook een massa handschriften, kritieken, spotprenten enz. De catalogus alleen telde 60 bladzijden. Het geheel was ongetwijfeld een zorgvuldig behandeld stuk geschiedenis onzer 19-de eeuwsche Letterkunde, het tijdperk waarin Beets door Allard Pierson ‘het Nederlandsch geweten’ genoemd werd. *** Op tooneelgebied is de belangrijkste, althans meest in het oog springende gebeurtenis geweest de herdenking der vijf-en-twintig-jarige tooneelloopbaan van mevr. Van Eysden-Vink, de echtgenoote van den directeur van het Rotterdamsch tooneelgezelschap. Ik herinner me uit mijn jeugd nog flauw, dat Mevrouw Kleine-Gartman op haar jubeltocht door ons land met eerewachten te paard van den trein werd gehaald, maar anders is nooit grooter en grootscher hulde aan een tooneelspeelster ten onzent bewezen, zelfs niet aan Beersmans, die toch hooger stond dan de middelmatige, maar daarin dan ook schitterende Marie Vink, zooals het publiek zijn meest geliefde actrice zoo gaarne blijft noemen. Geestdrift moge niet onafscheidelijk aan onzen laaglandschen aard verbonden zijn, hier is hulde bewezen in onevenredige mate aan het talent. Rotterdam alleen heeft ƒ 12000 voor haar bijeengebracht en van uit haar residentie heeft keizerin Maria Theresia, met welke hoofdrol van een onbeduidend historisch blijspel zij haar feest heeft gevierd, een zegetocht door 't land gemaakt. Niet overal heeft men 't zoo bont gemaakt als in Leiden, waar de studenten de | |||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||
paarden van het rijtuig der ‘mooie vrouw’ spanden, maar overal is geestdrift geweest, overal zijn kostbare geschenken en bloemenladingen voor haar aangedragen. 't Was een triomf van de middelmatigheid. Ik voor mij heb de verklaring van dit feit gezocht in haar steeds frissche verschijning, in haar schijnbaar eeuwige jeugd, in ‘haar lach, die lachen doet’, zooals mej. Top Naeff het uitdrukte in een lied dat Mevr. Van Eysden-Vink op een der jubileum-voorstellingen door een dameskoor werd toegezongen, in haar kokette, elegante persoonlijkheid, die uitmuntend in kluchten en blijspelen de menschen vermaakt en aangenaam bezig houdt. En dezulken kunnen op den bijval van de groote oppervlakkige meerderheid rekenen, welke de gereserveerde kritische blik van den fijner onderscheidenden ‘petit coin’, zooals Sarcey zich indertijd uitdrukte, overschaduwt. Een der eerste stukken, die ik in mijn jongenstijd zag spelen, was ‘Les pattes de mouche’, die handige comedie van Sardou. Toen in het eerste bedrijf Prosper Block, de veelbereisde, in Oostersch kostuum te midden van zijn curiositeiten-museum zat te schommelstoelen, verscheen een mooie jonge dame op den drempel en vroeg of ze mocht binnenkomen. En hoffelijk antwoordde de man van de wereld: Een zonnestraal mag overal binnendringen! De bekoorlijke verschijning was Marie Vink en deze kenschetsing geldt nog heden ten dage voor haar en is het heele geheim van haar populariteit. Nog een gebeurtenis is de opvoering van weder een goed oorspronkelijk tooneelstuk, spel der samenleving in vijf bedrijven, waarvan de schrijver, ondanks het doorslaande succes bij de reeks opvoeringen door de Koninklijke Vereeniging Het Nederlandsch Tooneel zich nog altijd schuil houdt. Het is getiteld Domheidsmacht en geeft een prachtige analyse van een ministersvrouw, die door haar ganzige domheid, welke ze zelf voor slimheid aanziet, het | |||||||||||||
[pagina 229]
| |||||||||||||
ongeluk van haar beide kinderen en dat van haar echtgenoot veroorzaakt. Het is niet hoffelijk om gevolgtrekkingen te maken uit het feit dat de hoofdpersoon juist een vrouw is, zeker is het dat de onbekende schrijver getuigenis heeft afgelegd van een scherp waarnemingsvermogen en dat de domme vrouw zeer goed geteekend is. Aan deze figuur is zooveel talent besteed, dat de andere personen er onder geleden hebben. Verheugend was bij de opvoeringen van dit merkwaardig Haagsch tooneelspel het feit, dat mevr. Chr. Poolman en de heer Jan C. de Vos in de hoofdrollen zulk voortreffelijk sober en waar spel hebben te bewonderen gegeven, bewijzend daarmede voor wie 't nog niet wisten, tot de beste leden de Koninklijke Vereeniging te behooren. Wat de anonymiteit van den schrijver betreft, ik voel daar veel voor. Kunst moest als regel zonder naam worden aangeboden. Het oordeel van publiek en kritiek zou er veel onafhankelijker door worden en het zou merkwaardig zijn eens na te gaan wat er van vele verslagen zou terecht komen, wanneer een schilderijen-verzameling eens zonder de schildersnamen werd tentoongesteld. Een goede naam zou dan geen gewicht meer in de schaal leggen, en jongen talenten zonder naam maar met grooten aanleg zou de strijd om er te komen wat minder moeilijk worden gemaakt, terwijl onopgemerkt-blijven het natuurlijk gevolg zou zijn van minder of onwaardig werk, over de teleurstelling waarvan de auteur zich slechts voor zich zelf en niet in het publiek zou behoeven te schamen. Toch, het plan lijkt niet uitvoerbaar. *** ‘Elck wat wils’ zei ik in den aanvang, daarom ten slotte nog iets over den stand van het vraagstuk der reform-kleeding hier te lande. | |||||||||||||
[pagina 230]
| |||||||||||||
De beweging voor een hernieuwing van het vrouwengewaad is wel weer niet in ons land geboren, maar vindt toch veel navolgsters en er wordt zelfs een blaadje uitgegeven door de V. v. V. v. V. (Vereeniging voor Verbetering van Vrouwenkleeding), op welks titelblad slanke figuren in armhouding en lichaamslijnen de vijf v's aaneenschakelen. Het rijgen der dames, de wespentailles en de lichaamsverwringingen der vrouwen om aan een modegril te voldoen moest ten slotte een anti-corset-beweging in het leven roepen en de ‘empire-japon’ is het ideaal geworden van de nieuwlichtsters op dat gebied. Onze sprookjesdichteres Mevrouw Marx-Koning heeft gezegd: ‘Een vrouw heeft niet het recht zich leelijker te maken dan zij is’, en daarop beroepen voorstandsters zich nu om de reform aan te bevelen, maar een feit is het, dat sommigen, vooral gezetten vrouwen, de corsetlooze dracht onsmakelijk staat en dat prof. Treub niet overdreef toen hij voor dezen het woord hobbezak uitvond. Maar voor dezulken is het dan toch zeker ook niet goed zich te rijgen en het groote nut der omwenteling in de vrouwenkleeding is in elk geval een verhooging van de gezondheid, een krachtiger onbelemmerder groei van het lichaam, dat geroepen is moederplichten te vervullen, een verfraaiing ook van het schoonste wat de schepping te bewonderen geeft als 't lijkt op haar oorsprong. Zie de klassieke Venussen, zie de natuurkinderen der wilde volken, wat prachtstukken van vorm en lijn zijn er niet onder. Laten wij mannen toch niet zeggen, dat dit maatschappelijk vraagstuk ons niet aangaat. Uit een gezondheids- en schoonheidsoogpunt raakt het ons onmiddellijk. Maar ik zou aangeven den stand der beweging in ons land. Naar ik meen is ze hier veel verder gevorderd dan in België. Men ziet hier heel wat slanke vrouwen wier vormenschoon in de mooie lijning van een goedgemaakte | |||||||||||||
[pagina 231]
| |||||||||||||
reform-japon sierlijk uitkomt, zefs op het tooneel en in de concertzaal heeft ze haar intocht al gedaan, hoewel nog maar een bescheiden plaats innemend. Tegen haar goed recht kan men zich moeilijk meer verzetten en van wie haar beoordeelen wil, mag men vergen dat hij zijn meening zegt over kostuums door een naaister van smaak vervaardigd, die ten volle berekend is aan de eischen van een goede reformkleeding: natuurlijkheid, eenvoud en sierlijkheid, te voldoen. Jammer maar dat wat bedoeld is als terugkeer tot waarheid en schoonheid, door velen zonder die overtuiging, wordt beschouwd als een nieuw-modisch snufje en ik heb me laten vertellen, dat vele voorname dames geen reform willen dragen omdat deze ‘mode’ ook al weer in de lagere standen is doorgedrongen (met de noodige ontaardingen natuurlijk) en ze dus geen kenmerk meer is van stand
April 1904. C. Van Son. |
|